Het begrip ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ is dusdanig ingeburgerd dat de afkorting MVO telkens opduikt in allerlei marketingstrategieën. Veel bedrijven gaan kort door de bocht om zich dat predicaat toe te eigenen. Dus laten we maar eens kijken naar een hotel dat niet enkel midden in de samenleving staat - heel eigentijds - maar ook werkelijk een ideële grondslag heeft. Via de website van Hotel Casa Amsterdam komen we te weten dat het allemaal begon met ‘four friends and a mission’. Die missie? Studentenhuisvesting. In 1957 (!) besloten deze vier vrienden iets te doen aan het enorme tekort. MVO in 1957… De afgelopen veertien jaar stond Hans Vugts aan het roer van dit unieke hotel. Eind 2019 neemt hij afscheid.
In aanmerking genomen dat Hans Vugts 62 is, zal menigeen denken dat hij met vervroegd pensioen gaat, maar dat past niet echt bij hem. “Ik ga wel stoppen met de hotellerie,” zegt hij. “Zeven dagen in de week zo’n verantwoordelijkheid; dat hoeft voor mij niet meer. Ik voel me nog fit genoeg, maar merk wel dat een aantal dingen binnen dit vak hun appeal verloren hebben. Even een time-out dus, zodat ik rustig kan gaan nadenken over wat ik nog wil in dit leven. Momenteel heb ik daar geen zicht op, want ik heb nooit iets anders gedaan dan hard werken binnen de hotellerie. Nu eerst een tijdlang rondkijken zonder enige verplichting - want ik weet niet wat dat is.”
Deze bevlogen hotelier - tot nog toe - weet dat hij zijn enthousiasme zal moeten beteugelen zodra nieuwe uitdagingen op zijn pad komen. “Helemaal niets doen is voorlopig geen optie, en ik zeg meestal te snel ja. Dus het wordt zoeken naar een nieuwe balans tussen zinvol werk en ontspanning.”
Hans Vugts is de vierde directeur van Hotel Casa. Maar we gaan eerst terug in de tijd. Zijn opa was directeur van Motel Breda. Vanaf zijn prille jeugd zwierf Hans nieuwgierig rond door dat motel. “Ik vond het een heel interessante wereld, en zei voortdurend dat ik best bij opa zou willen werken. Mijn vader was kapitein op de handelsvaart, dus veel van huis. Ik wilde echt niet naar zee. Met de koopvaardij kwam ik nauwelijks in aanraking. Die enkele keer dat zijn schip in de haven lag…”
Opa was een man van de oude stempel: zijn vijftienjarige kleinzoon moest onderaan beginnen. Het magazijn schoonmaken; de parkeerplaats vegen enzovoorts. Het schrok Hans niet af, dus zodra hij de leeftijd had, vertrok hij welgemoed naar de middelbare hotelschool (De Rooi Pannen, Tilburg). Zijn stage liep hij in Amsterdam Sonesta Hotel, en dat zou allesbepalend worden. Hans vond de dynamiek van Amsterdam zo leuk, dat hij eraan verknocht raakte.
Natuurlijk moest hij nog wel zijn opleiding voltooien in Tilburg, en de militaire dienstplicht hield hem zestien maanden weg uit de hoofdstad, maar hij keerde er terug, als volwassen werknemer van Sonesta. “Daar maakte ik heel bewust, als front office medewerker, de intrede van de automatisering mee,” vertelt hij. “Ik heb veel geleerd in die periode. Maar na drie jaar lonkte het avontuur, in de vorm van het Kurhaus. Daar kon ik directie-assistent worden.”
Het was 1984; Hans Vugts was 27. Gewend aan de informele sfeer binnen Sonesta (althans het Amsterdamse hotel), kon deze Brabantse Amsterdammer zijn draai niet vinden aan het Scheveningse strand. Het Kurhaus behoorde destijds tot de Duitse groep Steigenberger. “De stijl van management was daar heel anders,” verklaart Vugts. “Bovendien hoorde ik niet bij een bepaalde afdeling; ik werd geacht overal brandjes te blussen. Dat vond ik niet leuk. Na een half jaar vertrok ik om hoofd receptie te worden in Jan Tabak (Bussum). Het was een leuke tijd, maar het had niet de Amsterdamse ‘vibe’.”
Kom eens koffie drinken
Een blik op zijn cv leert ons dat Hans Vugts behoorlijk rondgekeken heeft voordat hij zich nestelde tussen de studenten en hotelgasten van Casa. Dat woord nestelen is van toepassing, want ‘vrij zijn als een vogel’ was een belangrijke overweging toentertijd.
Nog even verder met die cv. Sonesta vroeg hem terug (als front office manager). Twee jaar later werd hij gebeld door de voormalige manager van Jan Tabak; die man was inmiddels werkzaam voor Baron Hotel & Leisure Group (dertien hotels op het hoogtepunt). Vugts liet zich overhalen en kwam terecht op het hoofdkantoor in Arnhem, waar hij onder meer trainingen verzorgde, maar wederom bekroop hem het gevoel dat hij nergens echt bij hoorde. Zijn verzoek om een hotel te mogen runnen werd gelukkig al snel gehonoreerd: in 1990 werd Vugts directeur van Landgoed de Wipselberg, destijds behorend tot Baron. Het lukte hem om de weekendomzet flink omhoog te brengen. Dat succes bleef niet onopgemerkt: Vugts werd verantwoordelijk voor drie Baron-hotels in de Randstad.
En toen… keerde hij terug in zijn geliefde Amsterdam. Golden Tulip zocht een manager voor de eerste Tulip Inn (december 1993). “Dat driesterrenhotel was een schot in de roos; in een moeilijke tijd voor de hotellerie. Wij overboekten voortdurend, teneinde de kamers van andere Golden Tulip hotels in Amsterdam te kunnen vullen. De mensen boekten namelijk wel bij ons. Ik ben daar drie jaar manager geweest.”
Het Barbizon-hotel aan de Stadhouderskade was twee jaar lang zijn volgende werkplek. Totdat hij gevraagd werd voor Barbizon Palace: het vlaggenschip van de groep. Hoewel Hans Vugts niet snel terugdeinsde voor uitdagingen, schrok hij daar wel van. “Dat kan ik niet,” sputterde hij tegen. “Dat is te veel voor mij.” Vijf sterren en een restaurant met Michelinster… Zijn aarzeling was begrijpelijk, maar hij trok de stoute schoenen aan. Die durf werd beloond, want er begon een gunstige wind te waaien voor de hotellerie. Ook Vugts had de wind mee: na het vertrek van de bekroonde chef-kok, wist hij met een nieuwe chef-kok twee Michelinsterren binnen te halen. “Het was een geweldig mooie tijd, maar we werden overgenomen door NH Hotels. Deze Spaanse keten ging centraliseren. Veel werd uit de hotels weggehaald. Als manager had ik plotseling geen team meer. Tijdens een grote reorganisatie zijn NH en ik uit elkaar gegaan.”
Lang hoefde Hans Vugts niet met zijn ziel onder de arm te lopen: hij kwam al snel in aanraking met Marianne van Meurs, directeur van Stichting Casa Academica. “Kom eens koffie drinken,” zei Marianne. De rest is geschiedenis.
Heel anders
Vugts moest er, naar eigen zeggen, wel even over nadenken. “Ik was gewend aan een vijfsterrenhotel, met een groot team. Marianne zocht een opvolger, maar zij gaf in 2005 nog leiding aan het oude Casa, in het oude gebouw (James Wattstraat): een hotel met een heel klein team, waar acht maanden van het jaar studenten gehuisvest waren. De tekeningen van het nieuwe gebouw lagen echter al klaar, en haar voornaamste argument om mij over de streep te halen, sprak mij zeer aan: ‘Je bent hier zo vrij als een vogel.’ Ik mocht zelf netwerken, sales doen, op reis gaan om Casa te promoten… Heel anders dan in de ketenhotels. De directeur van dit hotel legt enkel verantwoording af aan het bestuur van Stichting Casa Academica. In 2005 ben ik aangetreden in het oude gebouw. Marianne en ik hebben samen het traject uitgestippeld dat leidde tot de opening van het huidige Hotel Casa Amsterdam.” (2010)
Directeur Hans Vugts voelt zich, na al die jaren, helemaal thuis in Casa. “Toen ik in het oude gebouw begon, hadden we in de winter alleen studenten over de vloer. En het pand bood weinig luxe. Maar ik kwam er snel achter dat alle gasten in essentie hetzelfde willen: vriendelijk geholpen worden. Overal heb je dezelfde uitdagingen, ongeacht de hoogte van het segment. Dankzij de veelal strakke organisatie is het in een hoger segment vaak makkelijker dan hier. Ik moet in dit hotel veel meer zelf doen. De directeur van Casa is een allrounder.”
Het meest opmerkelijke element van dit hotel - of de meest ‘complicerende’ factor - zijn de studenten. Zij zitten hier gemiddeld twee studieseizoenen: ze moeten elk jaar op 31 mei vertrokken zijn en mogen per 1 oktober terugkomen. Hotel Casa telt 518 kamers; 159 daarvan zijn altijd hotel (daar komen nooit studenten in). Dan zijn er nog kamers die in het weekeinde toegevoegd worden aan het hotel, omdat dan de desbetreffende studenten er niet zijn. Acht maanden per jaar worden 350 kamers bewoond door studenten. Van 1 juni tot 1 oktober is alles een ‘gewoon’ hotel. De studenten betalen per maand, per incasso.
De schoonmakers van Casa komen niet in de studentenkamers. Toch worden die kamers niet ‘uitgewoond’. Vugts: “We hanteren strikte regels, en er is veel sociale controle. Elke etage heeft een buddy als contactpersoon. Het komt hoogst zelden voor dat een van de andere gasten een klacht heeft met betrekking tot het gedrag van de studenten, bijvoorbeeld geluidsoverlast.”
Elk jaar moeten 350 studentenkamers getransformeerd worden in gewone hotelkamers; dat vergt een operatie die met militaire precisie wordt uitgevoerd. Iedereen helpt dan mee. Het is een soort teambuilding-opdracht. Vugts heeft zo’n 140 medewerkers ter beschikking, waarvan 85 FTE’s.
De directeur van dit hotel is tevens directeur van de BV die onder de stichting (Casa Academica) is gehangen. In die BV is de horeca-exploitatie ondergebracht; deze keert uit aan de stichting. Het gebouw wordt gehuurd van Bouwinvest (een dertigjarig huurcontract). Bouwinvest belegt sinds 1952 in vastgoed voor het pensioenfonds van de bouwnijverheid.
Twistpunt toeristenbelasting
De doelstelling van de stichting is nog steeds betaalbare studentenhuisvesting. “Het ideële is niet verlaten,” benadrukt Vugts, “maar we zijn nu wel een commercieel bedrijf dat de huur moet opbrengen en moet innoveren. We zijn continu in de weer met het aanbrengen van verbeteringen; materieel en immaterieel. Voor de studenten organiseren we bijeenkomsten, borrels en lezingen. We hebben een buddy-systeem en een community manager. De studenten betalen 450 euro per maand, inbegrepen al de hotelfaciliteiten. Weliswaar moeten ze eruit in de vakantieperiode, maar dat betekent dat zij vier maanden geen huur hoeven te betalen, als zij teruggaan naar pa en ma.”
Het lijkt vanzelfsprekend dat de gemeente Amsterdam hartstikke blij is met Casa. Dat is ook wel zo, maar momenteel vallen harde woorden. Het twistpunt is de toeristenbelasting. Vugts: “Ik ben absoluut tegen de enorme stijging die het stadsbestuur erdoor wil drukken. Veel van mijn zakelijke gasten gaan lopend op en neer naar hun werkplek en bevuilen de stad niet of nauwelijks; toch betalen zij de meeste toeristenbelasting. Terwijl de mensen die per trein naar deze stad komen voor een evenement of festiviteit - en een spoor van vuilnis achter zich laten - geen toeristenbelasting betalen. Er moet een nieuw systeem komen.”
Wat Vugts vooral stoort, is de negatieve connotatie die de Amsterdamse wethouders aan het woord toerist gegeven hebben. “Toeristen worden van alle kanten beschimpt; in de media maar ook door de gemeente. De hoteliers hebben keihard gewerkt om toeristen naar deze stad te halen! We hebben zelfs onderzoek gedaan naar de gastvrijheidsbeleving. Nu gaat de gemeente zo anti-toerist doen. Ik heb veel met de gemeentepolitiek van doen gehad, maar de laatste tijd is het bar en boos. De raadsleden luisteren niet naar ons, terwijl we toch een heel grote werkgever zijn. De toerist is in het verdomhoekje terecht gekomen. Maar die toerist is ook de zakenman, ook de congresganger. Veel politici denken niet langer vooruit dan de eigen bestuursperiode. Er moet een visie komen. Praat met de hoteliers! Zij zorgen voor een goed imago van de stad; zij leiden mensen op; zij scheppen werkgelegenheid.”
Betrokkenheid kan Vugts beslist niet ontzegd worden. Hotel Casa heeft onmiskenbaar een buurtfunctie. De grote, ‘open’ hotelhal geeft echt het gevoel dat de ruimte bij buiten hoort: hotelgasten, studenten en omwonenden vertoeven daar en werken daar. Het is er gewoon gezellig. De sfeer is een beetje studentikoos in die ‘lobby-met-bar’, maar het kan zomaar zijn dat er dikke auto’s voor de deur van Casa staan, vanwege de één of andere aandeelhoudersvergadering. Corporate clients in een vergaderzaal; hipsters op het dakterras. Het is hier elke dag anders.
Casa is apart en eigenzinnig, beweert de directeur. “Ons motto is: forever young. We blijven vernieuwen. Casa staat ook bekend als opleidingshotel: wij geven de opleiding op de werkvloer, binnen de afdelingen. Ik zit al heel lang in het Onderwijsoverleg Amsterdam en kom veel op scholen. Wij hoteliers moeten scholieren laten kennismaken met de hotellerie. Vertel ze hoe leuk dit werk is!”
Directies passen zich aan
Terugblikkend, aan het einde van een lange loopbaan, bespeurt Vugts een ‘verjonging’ van de sector. “Denk aan citizenM en aan allerlei designhotels. Het aanbod is alternatiever geworden. Jonge mensen met laptops op hotelterrassen… Toegankelijkheid, openheid en transparantie zijn de succesfactoren geworden. Het is echt een trend dat lobby’s als een soort huiskamer gezien worden, en de hotelbar is helemaal terug. Directies passen zich aan: hoteldirecteuren zonder stropdas; hotelmanagers die in spijkerbroek en trui door het hotels wandelen. Dat was twintig jaar geleden ondenkbaar.”
Een paar jaar geleden was veiligheid een ‘hot item’ binnen de hotellerie. Veel mensen maakten zich zorgen over aanslagen. Hotels waren en zijn een makkelijk doelwit voor terroristen en andere kwaadwilligen. Het leek er even op dat hotels minder toegankelijk zouden worden. Gelukkig is het tegendeel de hedendaagse realiteit geworden.
Iets dat ook tot de dagelijkse werkelijkheid behoort, anno 2019, is de afhankelijkheid van techniek. Vugts staat er positief tegenover. “Tot voor kort was er veel discussie over de rol van de OTA’s. Ja, veel van wat we verdienen gaat naar een paar heel grote partijen in de wereld, maar Casa draait al twee jaar boven de 97 procent bezetting; de helft van onze gasten komt via de OTA’s. Zonder die kanalen red je het niet in Amsterdam.”
Afscheid
Toen in oktober 1962 de opening van Casa Academica plaatsvond, stond in een van de kranten: “Casa is de toekomst voor Amsterdam-Oost.” Hans Vugts heeft veertien jaar lang (sinds 2005) deel uitgemaakt van die toekomst. In hoeverre zal het hem zwaar vallen om afscheid te nemen van dit unieke hotel? Een ‘unique mixture of people’ (website), studentenkamers, twaalf congreszalen, een mensa, een dakterras waar veertig speciaalbieren geserveerd worden… Uit zijn antwoord blijkt vooral dat hij zich niet zal vervelen. “Ik ga niet vol met pensioen. Eerst even lekker reizen, samen met mijn partner (al 34 jaar). Dan gaan we kijken wat we erna nog willen doen.”
Vugts is een fanatiek zwemmer, ook in open water. Op zijn ‘to do’ lijstje staat een tienkilometertocht langs de kust van Italië. “Telkens even kijken wat mijn lijf nog aan kan,” zegt hij. “Natuurlijk doe ik elk jaar mee aan de Amsterdam City Swim. Met mijn netwerk haal ik best veel geld op voor die stichting. Verder heb ik een racefiets, ik lees graag en ik vind het leuk om uit eten te gaan. Als ik aan het einde van dit jaar vertrek uit de hotellerie, denk ik ook: Een nieuw jaar, nieuwe kansen.”
The decleration of the tie
Hans Vugts was erbij toen prins Claus demonstratief zijn stropdas afdeed en op de grond gooide. “Ik zat vooraan in die zaal. Dat heeft een diepe indruk op mij gemaakt. Hij heeft echt wel wat teweeg gebracht. Het is daarna makkelijker geworden om als hotelier informeel gastheerschap in de praktijk te brengen. Ik zat die avond bij hem aan tafel tijdens het diner. Hij beschouwde dat dasje als een onderdeel van een soort keurslijf. Prins Claus zat natuurlijk als geen ander gevangen in allerlei regels en protocollen. Ik vond het zo bijzonder dat juist hij ‘rebelleerde’! Al die stijve hoteldirecteuren in de zaal… Maar zijn actie kreeg direct navolging.”
Vugts is geen liefhebber van protocollen. “Improvisatie brengt creativiteit met zich mee,” stelt hij. “Daar moet je voor open staan. Dus ik moedig mijn team altijd aan om met ideeën te komen.”
Dat is het leuke van Amsterdam
Hans Vugts neemt geen afscheid van de hotellerie zonder zijn collega’s te complimenteren. “Ik heb ervaren dat we elkaar door een crisis willen helpen, zoals destijds met 9/11. Ik zat toen in een zaaltje vlak bij de RAI, samen met andere hotelmanagers. We kregen uitleg over het nieuwe reserveringssysteem van RAI Hotelservices. Iemand van ons werd gebeld; we moesten tv gaan kijken. We zijn direct naar Novotel gegaan; dat was dichtbij. Nadat we de beelden gezien hadden, telefoneerde iedereen met zijn eigen hotel, om instructies te geven met betrekking tot gasten die niet zouden arriveren, en gasten die niet konden vertrekken. Het hele vluchtverkeer ging immers plat. Niemand van ons wilde streng zijn wat betreft annuleringen. Ik zag een enorme saamhorigheid ontstaan. Dat is het mooie van Amsterdam: we zijn concurrenten, maar we helpen elkaar ook. En we zijn heel bereidwillig om informatie uit te wisselen. Het is gewoon een goeie groep mensen.”
Fotografie: Jørgen Koopmanschap
HM302019