De economieën van, en de hotellerie in voor Nederland belangrijke landen (de VS, Groot-Brittannië, Duitsland en België) scheuren ons zo snel voorbij dat je er duizelig van wordt. Nederland is nog niet op snelheid gekomen, maar het sukkelgangetje zal binnenkort beslist overgaan in een stevig tempo. Toch? We maken immers veel plannen. En hoe meer plannenmakers, hoe meer mensen er zijn die geloven in een stevige groei.
Vooral in en rondom Amsterdam barst het van de optimisten. Rond de ArenA komen er in 2008 honderden kamers bij (Getz, Handelshuis, Kavel 17); zo ook op de ZuidAs (Mahler 4); zo ook bij de RAI; en er zijn plannen voor 'langs de A10'.
Als we nog wat verder kijken: in de binnenstad krijgen we het hotel op het Oosterdokseiland met 400 kamers, en het Scheepvaarthuis met 200 kamers. Als het ‘meezit’ krijgen we er in het jaar 2008 bijna 3000 kamers bij met drie, vier of vijf sterren. (Nu: 13.500.) Het Artemis Hotel langs de Zuidas komt daar volgend jaar bij met 256 kamers. Een jaar later Het Mövenpick Hotel met 400 kamers.
Iedere ontwikkelaar heeft inmiddels (eindelijk) in de gaten dat kantoren bouwen even niet meer zo handig is. Tienduizenden vierkante meters nieuwe kantoorruimte zijn zelfs met 'de eerste twee jaar gratis' aan de straatstenen niet kwijt te raken. Na eens nagedacht te hebben, kwamen ze op het lumineuze idee om er dan maar hotels van te maken. Jarenlang hadden ze die verafschuwd, omdat 'horeca eigenlijk een onbetrouwbare investering is'. Dat is op zich ook zo, maar niet veel minder betrouwbaar dan kantoren. Het verschil is, dat veel ontwikkelaars heel vertrouwd zijn met kantoren, maar niet of nauwelijks met hotels.
Onbekend maakt onbemind. Noodgedwongen verdiepen ontwikkelaars zich nu in de hotelmarkt. Wanneer dat met een gezonde scepsis, gedegen en met goede ondernemingszin wordt aangepakt, kan daar iets heel moois uit voortkomen.
Roekeloosheid kan leiden tot een herhaling van de situatie uit de zestiger jaren: een soort uitgerekte varkenscyclus. Toen werd door de Nederlandse institutionele beleggers vrij onbezonnen geïnvesteerd in hotelprojecten. Men kreeg het lid op neus, en sinds die tijd wagen Nederlandse institutionele beleggers zich niet meer op het hotelinvesteringspad.
Op dit moment lijkt het tij zich eindelijk een beetje te keren, en is een aantal Nederlandse investeerders zich aan het oriënteren op de hotellerie. Dat is op zich verheugend nieuws. Er ligt echter een gevaar op de loer: bij de meeste projecten wordt wel ‘gedegen en met goede ondernemingszin’ gewerkt, maar - en nu heb ik het specifiek over Amsterdam - er is vrijwel geen sturing vanuit het stadsbestuur. Daar blijft de liberale visie overheersen: 'Als een ondernemer denkt daar een hotel te kunnen realiseren, wie zijn wij dan om dat tegen te houden?’
Die houding is heel riskant. Projecten lijken volledig los van elkaar te worden behandeld. De hotellerie in Amsterdam kan daardoor flink gaan ontsporen. Niet door de ontwikkeling van de vraag, want die gaat langzaam weer de goede kant op; wel door een ongebreidelde uitbreiding van het aanbod. Maar ach, dat is pas in 2008. Een goed 2005 gewenst!
HM302004