Gevangenissen, ziekenhuizen, watertorens, cruiseschepen; je kunt het zo gek niet bedenken of er zijn hotels van gemaakt. 'Converts' is de internationale benaming voor dit type hotels. Uitgangspunt daarbij is, dat een tot hotel geconverteerd gebouw een bepaalde historische meerwaarde heeft en dus onderscheidend vermogen.
Het vorig jaar geopende Conservatoriumhotel is daar een mooi voorbeeld van. Maar de laatste tijd is een 'omkering' gaande. We zien veel converts waar het niet zozeer gaat om de waarde die het gebouw toevoegt aan het hotel, maar om de waarde die het hotel toevoegt aan het gebouw. Hotels als wondermiddel voor het oplossen van problemen in de vastgoedmarkt.
De leegstand van kantoren is namelijk ongekend groot: inmiddels staat ruim vijftien procent van de Nederlandse kantoorvoorraad te verpieteren. Creativiteit is geboden. Een van de vaak genoemde oplossingen is de vestiging van hotels. Hotelmaatschappijen hebben daar wel oren naar, want in steden is het nog altijd lastig om panden en kavels van voldoende omvang te vinden. En dus wordt het ene na het andere kantoor omgebouwd tot hotel.
In het Amsterdamse Slotervaartgebied gaat het in een periode van drie jaar om maar liefst 1300 kamers. De leegstandsnood maakt dat een bestemmingsverandering veel eenvoudiger te realiseren is. Een van de hotelondernemers in de voorhoede van deze ontwikkeling was Paul Rinkens, die met zijn Qbic hotel een ingenieuze oplossing bood voor een snelle transformatie van kantoorruimte naar hotelkamer. Sindsdien is het hard gegaan. Recente voorbeelden zijn het Blue Tower hotel, het net geopende Ramada Apollo en het Meininger Hostel, allen in Amsterdam West. In datzelfde stadsdeel werd bovendien recent een splinternieuwe vestiging van Hotelschool Den Haag geopend in - u raadt het al - een voormalig kantoorgebouw.
Natuurlijk rijst de vraag of dit een louter positieve ontwikkeling is. Op zich is het natuurlijk mooi dat er herbestemming plaatsvindt; alles is tenslotte beter dan leegstand. Toch is het maar de vraag of het overal succesvol zal zijn. Stedelijke hotelkamers worden nog steeds gevuld in een patroon van concentrische cirkels die bewegen vanuit het centrum van de stad. Bij beschikbaarheid tegen een redelijke prijsstelling geeft zowel de zakelijke als de vrijetijdsgast er meestal de voorkeur aan dicht bij het centrum te zitten. Bij toegenomen vraag stijgt de prijs vanuit de kern en moet men voor een betaalbare kamer steeds verder de stad uit.
De leegstaande kantoorlocaties bevinden zich vooral in de periferie en zien zich dus vaak genoodzaakt op prijs te concurreren, hetgeen niet altijd een prettige positie is. Vooralsnog lijkt de ontwikkeling echter vooral winnaars op te leveren en lijkt het einde nog niet in zicht. Het is nu wachten tot het eerste hotel weer tot kantoor wordt omgebouwd; dan pas is de crisis écht voorbij.
HM302012