‘Amsterdam dreigt te venetianiseren’, ‘Amsterdam één grote Efteling’. Koppen uit de Amsterdamse krant Het Parool, waarin voor- en tegenstanders van het toegenomen toerisme elkaar bestoken met argumenten. Het jarenlange beleid van de hoofdstad om meer toerisme aan te trekken lijkt te zijn geslaagd. Té goed, volgens een groeiend aantal critici. De hoofdstedelijke dienst onderzoek, informatie en statistiek heeft berekend dat alleen al in de eerste vier maanden van 2016 ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, 11 procent meer hotelovernachtingen in de hoofdstad zijn geboekt. Ook kwamen er 4000 banen bij in de toeristische sector; een stijging van ruim 8 procent in vergelijking met 2015. Al met al neemt de druk op de stad toe, en daarmee ook het aantal klachten van de bewoners.
‘Het wordt tijd voor een hotelstop’, roepen de critici. Hoewel ik wel denk dat het belangrijk is om de negatieve effecten te mitigeren, ben ik van mening dat de groei van het toerisme vooral winst is. Met name de duurzame banengroei is een zegen in een economie waarin voortschrijdende technologisering steeds meer banen in het geding zal brengen. De groei van arbeidsintensieve sectoren als hotellerie en toerisme bieden een belangrijke steunpilaar voor de economie. Het is wel van belang dat er meer spreiding komt, zeker ook in gebieden die nog wat aan ontwikkeling te winnen hebben. In het verleden heeft met name de hotellerie bewezen een stabiliserende en stimulerende factor te zijn voor de directe omgeving. Toen in 1988 het Golden Tulip Barbizon Palace werd geopend op de kop van de - op dat moment - als ‘no-go area’ geldende Zeedijk in Amsterdam, was dat het startschot van een spectaculaire opleving van de directe omgeving. Hetzelfde effect werd bereikt toen het 5* hotel Kura Hulanda hotel opende in het als gevaarlijk beschouwde Otrobanda op Curaçao. Het bleek een zegen voor de buurt en voor de economie. Een ban op nieuwe hotels is daarom onwenselijk; mits goed gespreid vormen ze een steunpilaar voor duurzame economische groei.
HM302016