Een enkele keer doen bouwkundig architecten het interieur 'eventjes' erbij, maar over het algemeen willen zij hun vingers daar niet aan branden. Hôteliers zijn - vanuit hun enthousiasme - dikwijls wat minder voorzichtig: gewoon vernieuwen, al dan niet met behulp van een projectinrichter; dat is toch niet zo'n toer? Patrick Diederiks, interieurarchitect 'pur sang', denkt daar iets anders over. Hij levert maatwerk. Maatwerk in meer dan één betekenis, want een interieurarchitect schept ook ruimte.
Diederiks heeft de Rietveld Academie gedaan. Studierichting: architectonische vormgeving. 'Je bent dan weliswaar interieurarchitect, maar je hebt ook les gehad van mensen als Jan Rietveld en een keur van bouwkundig architecten,' vertelt hij. 'Dat vind ik het leuke van die opleiding: hij is heel breed.' Inmiddels ligt die leuke tijd zeventien jaar achter hem; hij is in 1981 afgestudeerd.
Toen Diederiks bij een architectenbureau aan de slag ging, viel hij met zijn neus in de hotelboter: hij mocht onmiddellijk twee prestigieuze projecten doen binnen de hotellerie. Eerst fungeerde hij als assistent bij de verbouwing van L'Europe; vervolgens was hij zeven (!) jaar lang als projectarchitect werkzaam in Krasnapolsky.
Vertrouwenspersoon
Tijdens de verbouwing van Krasnapolsky (renovatie en nieuwbouw) had Diederiks, als zelfstandig projectarchitect, lange tijd het rijk alleen. Die vrijheid smaakte naar meer, zogezegd, dus in 1990 begon hij een eigen bedrijf. Acht jaar later komen we zijn naam regelmatig tegen in de wereld van de hotels. Hoe verkoopt hij zichzelf in die markt?
Diederiks: 'Op grond van mijn ervaring ben ik tot het inzicht gekomen dat een hotel een apart soort gebouw is. Het is meer dan een bouwsel met een inrichting: het is een stuk gereedschap waarmee een hôtelier zijn brood verdient. De meeste hôteliers vinden het heel plezierig dat een architect dat vanuit zichzelf inziet. In je ontwerpen moet je rekening houden met esthetische aspecten, met budgetten en vooral met functionaliteit. De eisen die aan een hotelkamer of een lobby gesteld worden, kunnen heel specifieke problemen met zich mee brengen.'
Diederiks benadrukt dat hij een rol als vertrouwenspersoon heeft. 'Ik ben een onafhankelijke interieurarchitect. Dat betekent dat ik geen verbinding of betrekking heb met aannemers, leveranciers of wie dan ook. Als een opdrachtgever gebruik wil maken van de diensten van iemand die hij al kent, dan kan dat. Dat is dus heel anders dan bij een projectinrichter. Ik regel voor de opdrachtgever offertes die rechtstreeks van meubelmakers, stoffeerders, vloerenleggers, enzovoort komen. Hij betaalt dus de prijzen "en fabrique"; daar zit niets meer tussen.'
Een projectinrichter zit volgens Diederiks altijd aan de andere kant van de tafel. 'Die man of vrouw is altijd een partij. Een onafhankelijke interieurarchitect daarentegen, zit naast de opdrachtgever. Ik neem de hôtelier een hoop zorgen uit handen. Doordat ik rechtstreeks bij de leveranciers en fabrikanten terecht kan, hoef ik niet duurder te zijn dan een projectinrichter, terwijl ik toch maatwerk lever. Een goede interieurarchitect verdient zichzelf terug. Ik kan het niet hard maken in cijfers, maar ik heb wel de indruk, na al die jaren, dat de opdrachtgevers het zo ervaren.'
Durven
De opvattingen over hoe een kamer er moet uitzien, zijn de laatste jaren aanmerkelijk veranderd. Het hoeft niet meer allemaal overwoestbaar en onslijtbaar te zijn. Tegenwoordig veranderen de hotelkamers, met de huiskamers, om de paar jaar van uiterlijk en (dus) van sfeer. Het spreekt vanzelf dat een interieurarchitect daar blij mee is. Diederiks: 'De moderne hôtelier heeft er geld voor over. Dat bedrag schrijft hij in een relatief korte tijd af, en dan wil hij wat nieuws, want hij wil bij de tijd blijven. Toch valt het nog steeds niet mee om een hotelkamer echt gezellig te maken, want de inrichting moet als vanouds functioneel zijn. Een kamermeisje heeft immers maar zo'n vijf minuten de tijd om een kamer op orde te brengen. Bovendien is het gebruik van een leuk lampje of vaasje nauwelijks mogelijk: die dingen sneuvelen of verdwijnen in koffers.'
Desalniettemin kun je in een hotelkamer - vooral in zakenhotels - best een 'statement' maken, meent Diederiks. 'In zo'n ruimte voor een kortstondig verblijf mag best wat geks gebeuren. Wat mensen thuis niet durven, kan in een hotel wel. Je moet er als interieurarchitect vaak wel voor vechten, want de meeste hôteliers kiezen graag voor veilig.'
Diederiks weet er goed mee om te gaan. 'Sommige hôteliers grijpen direct je hand en slepen je door het hele hotel heen,' vertelt hij met sympathie in zijn stem. 'Die mensen zijn laaiend enthousiast en hebben allerlei plannen. Ik probeer dan goed te luisteren naar wat er gezegd wordt. Dat heb ik wel geleerd in al die jaren. Maar ik luister vooral naar wat er niet gezegd wordt. Het feit dat je daar bent om te praten, betekent immers dat zich ergens een probleem voorgedaan heeft.'
Op de vraag of er iets herkenbaars in zijn stijl zit, antwoordt Diederiks met een gedecideerd nee. 'Het enig herkenbare in mij is, dat ik telkens kijk naar de opdrachtgever en de situatie ter plekke. Voor het "Art Deco-hotel" Schiller heb ik een speciale meubellijn ontworpen waarin een knipoog zit naar de Art Deco. Met kleuren kun je die sfeer heel goed benaderen, zonder dat je kostbare replica's hoeft te maken. Holiday Inn Utrecht vroeg weer een volstrekt andere aanpak. Daar hebben we onder meer een zwembad getransformeerd in een restaurant met een koloniale uitstraling. Ik zou wel gek zijn als ik mijzelf een handelsmerk opplakte: de markt is veel te breed, en ik doe net zo lief een klein familiehotel als een vijfsterrenhotel.'
Van binnenuit
Toch heeft Diederiks wel iets herkenbaars in zijn 'architectonische benadering'. Degenen die kunstgeschiedenis hebben gedaan, kennen het verschil tussen de Griekse en de Romeinse beelden: de Griekse kunstenaar werkte van binnenuit; de Romeinse beeldhouwer modelleerde van buitenaf. Diederiks schept ruimte, en hij vindt het leuk om die ruimte van een schil te voorzien. Een woning of een hotel is voor hem niet een stuk architectuur waar je een interieur in moet proppen. 'De essentie van bouwen is het maken van een vuurplaats waaromheen je muren en een dak bouwt,' zegt hij.
Om uiting te geven aan dat 'vuurplaatsconcept', zoals we het nog in primitieve culturen tegenkomen, heeft hij al driemaal een villa gebouwd. Binnen zulke opdrachten heeft hij nu eenmaal meer speelruimte. In villa's kan hij vernieuwend bezig zijn; in hotels meestal niet. Diederiks: 'Hôteliers willen vaak allebei: trendy en tijdloos. Een badkamer, bijvoorbeeld, moet wel tien jaar meekunnen, want een renovatie is kostbaar. Je kunt nu eenmaal niet tegellaag over tegellaag blijven plakken.'
Het laatste woord over de toegevoegde waarde: 'Wie zich beperkt tot het vernieuwen van het behang, de gordijnen, het tapijt en de meubels, kan zichzelf daarmee tekort doen. Soms maakt het verplaatsen van een deur een wereld van verschil. Een ander soort kast op een andere plek kan een "openbaring" zijn. Een interieurarchitect schept ook ruimte.'
Auteur: Arno Bijnagte
HM30JAAR HM301998