Eind november 1997 zijn de meest recente uitkomsten van het Toermodel gepresenteerd. Het Toermodel is een econometrisch rekenmodel waarmee de nabije toekomst van de toeristisch‑recreatieve sector in Nederland voorspeld kan worden. Met behulp van het Toermodel wordt onder meer een beeld geschetst van de te verwachten particuliere consumptieve bestedingen door Nederlandse en buitenlandse toeristen. Wat zullen zij uitgeven tijdens korte (minder dan vier overnachtingen) en lange (vier en meer overnachtingen) vakanties in Nederland? Maar ook: wat zullen de Nederlandse toeristen in het buitenland besteden?
Dit econometrische rekenmodel is gemaakt door de instellingen/lichamen die verenigd zijn in het Convenant Toermodel: het Ministerie van Economische Zaken; het NBT; de ANWB; het Bedrijfschap Horeca & Catering.
Herhalingsbezoek
In het jaar 2001 zullen naar verwachting de vakantiebestedingen van buitenlandse toeristen in Nederland (5,5 miljard gulden) even groot zijn als de vakantieuitgaven van Nederlanders in eigen land. Dat betekent een toename van de binnenlandse vakantiebestedingen met gemiddeld 6,3% per jaar - gerekend vanaf 1996 - tot bijna 11 miljard gulden in 2001. In het Toermodel worden de vakantiebestedingen uitgedrukt in lopende prijzen (nominaal). Voor de beschouwde prognoseperiode wordt jaarlijks rekening gehouden met ruim 3% prijsinflatie, waardoor de binnenlandse vakantiebestedingen (van Nederlanders en van buitenlanders in Nederland) in reële termen jaarlijks met circa 3% zullen toenemen. De nationale vakantiebestedingen (van Nederlanders in Nederland en in het buitenland) zullen over de beschouwde periode jaarlijks toenemen met gemiddeld 5,3% (nominaal) tot ruim 24 miljard gulden in 2001.
Nederlandse toeristen besteden tijdens hun vakanties aanzienlijk meer in het buitenland dan in Nederland: in 1996 wordt 78% van het nationaal toerisme besteed in het buitenland. Ook in het jaar 2001 zal het uitgaand toerisme een vergelijkbaar aandeel vakantiebestedingen genereren, alhoewel het groeitempo over de periode 1996‑2001 voor wat betreft het toerisme in eigen land naar verwachting ruim 1% hoger zal liggen. Hierdoor zal het aandeel uitgaand toerisme binnen het nationaal toerisme enigszins afnemen.
De vakantiebestedingen van Nederlanders bij tweede en met name daaropvolgende vakanties zullen naar verwachting jaarlijks sneller toenemen dan bij hun eerste vakantie (tabel B). Dit geldt in het bijzonder voor de vakanties in eigen land. Bij 3e, 4e, [..] vakanties zullen de uitgaven van Nederlandse toeristen jaarlijks met gemiddeld 6,3% toenemen; in het binnenland met 6,9% en in het buitenland met 6%. De totale vakantieuitgaven zullen hiermee meer over het gehele jaar worden verdeeld.
Aanbieders van logiesaccommodaties kunnen daar met specifieke arrangementen (buiten het hoogseizoen; stimuleren herhalingsbezoek) op inspelen. In het jaar 2001 zullen de nationale vakantiebestedingen uit hoofde van tweede en daaropvolgende vakanties ruim 13 miljard gulden bedragen, hetgeen overeenkomt met 55% van de totale bestedingen door Nederlandse vakantiegangers.
De nationaliteit
Ruim 64% van de vakantiebestedingen door buitenlandse toeristen in Nederland (zakelijk en particulier) heeft in 1996 betrekking op korte vakanties, in het bijzonder hotelvakanties . Ook voor wat betreft de lange vakanties van buitenlandse toeristen in Nederland zijn de bestedingen die samenhangen met hotelvakanties verreweg het grootst.
Bij zowel de korte als lange hotelvakanties gaat het vooral om toeristen uit het Verenigd Koninkrijk en Ierland; Noord-Amerika (de VS en Canada); en de categorie Overige (de wereld buiten Europa).
Na de hotelvakanties komen - qua aandeel in de bestedingen door buitenlandse toeristen in Nederland - de bungalowvakanties: in 1996 was dat 2,2% voor korte bungalowvakanties en 9,4% voor lange bungalowvakanties. Hier zijn de Duitse toeristen het belangrijkst: 80% van de uitgaven komt van hun conto. Zij worden op ruime afstand gevolgd door toeristen uit België en Luxemburg (12%).
Over de periode 1996‑2001 bezien, wint voor wat betreft het inkomend toerisme alleen de hotelvakantie meer terrein (van 80% naar bijna 82% in 2001). De bungalow‑ en lange campingvakanties zien hun aandeel enigszins dalen.
Het aantal buitenlandse gasten dat voor een vakantie Nederland bezoekt, zal tot en met 2001 jaarlijks met gemiddeld 3,1% toenemen. Vooral Spanje en Portugal (samen jaarlijks 11,5% meer vakantiegangers), Italië (8%) en de Verenigde Staten (9%) moeten voor dat positieve beeld zorg dragen. De toename van het aantal toeristen uit de ons omringende landen zal minder dan gemiddeld zijn, waardoor hun aandeel in het totaal aantal buitenlandse gasten in Nederland over de periode 1996‑2001 zal afnemen. Dit geldt in het bijzonder voor toeristen uit België en Luxemburg. Voor deze toeristen wordt zelfs rekening gehouden met gemiddeld jaarlijks 3,6% minder vakantiebezoek aan Nederland (over de periode 1991‑1996 was nog sprake van een positieve groei van jaarlijks 4,3%).
Over de periode 1991‑1996 nam het aantal Duitse toeristen in Nederland jaarlijks met gemiddeld 2,1% toe. Nu wordt voor de komende jaren rekening gehouden met jaarlijks 2,6% meer Duitse toeristen. Ondanks een enigszins afnemend bestedingsaandeel blijven Duitse toeristen voor Nederland als vakantieland de belangrijkste inkomstenbron: in het jaar 2001 vormen zij ruim een derde van alle buitenlandse toeristen in Nederland en genereren zij bijna 25% van de totale inkomende vakantiebestedingen.
Elf procent van de buitenlandse gasten in Nederland komt in 2001 uit de Verenigde Staten en Canada. Toeristen uit het Verenigd Koninkrijk en Ierland vormen in 2001 ruim 14% van het inkomend toerisme en besteden tijdens hun vakantiebezoek aan Nederland bijna 15% van de totale inkomende vakantiebestedingen.
In 1996 heeft 80% van de inkomende vakantiebestedingen betrekking op hotelvakanties. Hierbij gaat het veelal om korte vakanties. De komende jaren zullen de inkomende vakantiebestedingen gemiddeld met 6,5% per jaar toenemen. In reële termen betekent dit jaarlijks een bestedingsimpuls van ruim 3%. Voor wat betreft de verblijfsector zal de komende jaren alleen de hotelbranche met 7,2% boven gemiddeld profiteren van het inkomend toerisme.
In eigen land
Ruim 70% van de vakantieuitgaven door Nederlanders in eigen land (alleen particulier) heeft betrekking op de lange vakanties. De lange bungalowvakanties genereren hierbij in 1996 de meeste vakantiebestedingen.
Voor wat betreft de lange vakanties van Nederlanders in Nederland geldt dat de bungalow‑ en in het bijzonder de hotelvakanties de komende jaren terrein zullen winnen. Het aandeel van de lange hotelvakanties zal de komende jaren met bijna 2% (absoluut) stijgen tot 9% van de vakantiebestedingen in het jaar 2001. Bij de lange bungalowvakanties is deze positieve trend relatief minder prominent, maar absoluut bezien zijn de vakantiebestedingen die met dit type vakantie zijn verbonden in het jaar 2001 vele malen groter dan de uitgaven uit hoofde van een lange hotelvakantie.
De overige lange vakanties (o.a. jeugd‑ en groepsaccommodaties) en met name de lange campingvakanties door Nederlanders in eigen land, verliezen daarentegen terrein. Bij de korte vakanties is dit beeld andersom: met name laat het aandeel vakantiebestedingen uit hoofde van de overige korte vakanties een stijgende tendens zien.
De korte bungalow‑ en in het bijzonder de korte hotelvakanties zien hun aandeel in de totale vakantiebestedingen afnemen. Desondanks behouden beide vakantiesoorten hun leidende positie binnen de korte vakanties.
Naar het buitenland
De vakantiebestedingen door Nederlandse toeristen in het buitenland, hangen grotendeels (94% in 1996) samen met een lange vakantie. Volgens het Toermodel zal dit aandeel naar verwachting verder toenemen tot bijna 95% in het jaar 2001. In dat jaar zullen naar verwachting de totale uitgaande vakantiebestedingen zijn toegenomen met een gemiddeld groeipercentage van 5% per jaar. Over de periode 1996‑2001 bezien, laten de bestemmingen buiten Europa het hoogste groeitempo zien, namelijk 5,8% nominaal per jaar. Voor wat betreft de bestemmingen binnen Europa presteren in het bijzonder de landen in Zuid‑Europa boven gemiddeld (5,5 à 5,75%).
Lange hotelvakanties van Nederlanders in het buitenland zijn in het jaar 2001 goed voor ruim 47% van de totale uitgaande vakantiebestedingen. Daarnaast heeft in dat jaar ruim 31% betrekking op lange bungalowvakanties.
Korte vakanties in het buitenland hebben veelal betrekking op een hotelvakantie. Voor wat betreft de vakantiebestedingen, neemt het aandeel van deze hotelvakanties de komende jaren enigszins af tot 3,9% in het jaar 2001.
HM30JAAR HM301998