In het tweede Hotel Continu Onderzoek werd aan honderd hôteliers gevraagd hoe ze over het horecabeleid in hun eigen gemeente denken. Aangezien te verwachten viel dat de hôteliers deze gelegenheid zouden aangrijpen om eens lekker te klagen, vallen de resultaten best mee: de gemeenten krijgen namelijk een voldoende. Een magere voldoende, maar toch. Een wens van hôteliers die sterk naar voren komt, is het verlangen naar een eenduidig beleid. En die toeristenbelasting moet maar eens afgeschaft worden.
Het horecabeleid in Nederland wordt bijna volledig op gemeentelijk niveau gevoerd. Enerzijds is dit logisch: elke gemeente heeft een andere bevolking, een andere geschiedenis en een ander formaat. Het opstellen van landelijke normen is dus bijna onmogelijk. Het gevaar dat op de loer ligt bij afwezigheid van een controlerende instantie, is willekeur en inconsistentie. Van gemeente tot gemeente varieert het beleid sterk. Ter illustratie laten we twee hôteliers aan het woord.
Drooggebied
Richard Ooms, mede-eigenaar van hotel-restaurant Wilhelmina in Venlo, is dik tevreden over ‘zijn’ gemeentebeleid. ‘Wij hebben daar uitstekende ervaringen mee,’ zegt hij. ‘Voor vergunningen en dergelijke hebben we één aanspreekpunt: de heer Verstappen. Voor de brandveiligheid hebben we de heer Gommans; we hoeven hem maar te bellen en hij komt langs. Wat dat betreft heeft de gemeente Venlo zijn zaken goed op orde. Het enige waarover ze nog wel eens moeilijk doen, is promotie: de grens ligt hier vlakbij, en direct daarachter bevindt zich een grote rotonde. We zouden daar graag een bord neerzetten dat naar ons hotel verwijst. Dat mag dus niet. Dat is het enige. Maar de communicatie is verder prima.’
Een heel ander verhaal heeft Dick Klemkerk, eigenaar van drie hotels in de buurt van Leeuwarden. Hij is gevestigd in drie verschillende gemeenten, en overal is de situatie min of meer hetzelfde: ‘Het één-loket-idee is er niet; de gemeente-instanties onderling weten niets van elkaar af; en het vastgestelde beleid word niet consequent uitgevoerd. Voor een investeerder met een hoop geld, die honderd arbeidsplaatsen in het vooruitzicht stelt, schuift de gemeente zijn eigen bestemmingsplan opzij. Zo kan het voorkomen dat in een pand dat geen horecabestemming had, nu een Van der Valk zit. Het is bovendien in een gebied dat was bestempeld als ‘drooggebied’: een gebied waar helemaal geen horeca in mocht. Zo verliest een bestemmingsplan elke betekenis.’
Ook op de besteding van de toeristenbelasting heeft Klemkerk kritiek: ‘Op zich heb ik geen probleem met toeristenbelasting, en mijn gasten ook niet. Ik vind het wel een probleem dat er met dit geld niks word gedaan voor het toerisme: het verdwijnt in de algemene pot. Dat vind ik nogal kras.’
Onderzoeksresultaten
In de woorden van bovengenoemde hôteliers klinken enkele conclusies van het Hotel Continu Onderzoek duidelijk door. We kunnen drie hoofdpunten onderscheiden.
In de eerste plaats verlangen hôteliers naar duidelijkheid en eenduidigheid. In elke gemeente zou eigenlijk één aanspreekpunt moeten zijn. Uit het onderzoek blijkt echter dat slechts 7% van de hôteliers is gevestigd in een gemeente waar dit daadwerkelijk het geval is. Van de rest heeft 61% er geen vertrouwen in dat dit in de komende drie jaar gerealiseerd zal worden.
Het tweede hoofdpunt betreft de promotie van het toeristisch product. Iets meer dan de helft van de ondervraagden vindt dat hun gemeente onvoldoende aandacht besteedt aan het toeristisch product; 43% is wel tevreden.
Een derde hoofdpunt is de toeristenbelasting: 61% van de hôteliers is van mening dat hiervoor betere alternatieven zijn te verzinnen. Van deze groep vindt 43% dat de belasting hoofdelijk moet worden omgeslagen over alle plaatselijke ondernemers; 36% vindt dat de belasting moet worden afgeschaft; een kleine minderheid van 8% is voor hoofdelijke omslag over de horecaondernemers.
Al met al waardeert een derde van de hôteliers het gemeentebeleid met het cijfer 7 of hoger. Eenzelfde aantal geeft zijn gemeente een onvoldoende. Gemiddeld krijgt de Nederlandse gemeente van de Nederlandse hôtelier een 5,8. De kosten van het voeren van een gemeenteadministratie vallen mee: de meeste hôteliers zijn hieraan tussen fl 300,- en fl 500,- per jaar kwijt.
Dubbele rol
Piet Smit, als consultant werkzaam voor veel klantgemeenten van Deloitte & Touche, zit regelmatig met ambtenaren rond de tafel. Hij vindt de cijfers die uit het onderzoek naar voren komen, zeker niet schokkend. Het cijfer dat de hôteliers geven, betekent dat de gemeenten het niet zo slecht doen, volgens Smit. ‘De gemeente heeft een dubbele rol: aan de ene kant doen ze investeringen in promotie en toeristische attracties, waar de horeca van profiteert; aan de andere kant zitten ze de horeca dwars door vergunningen te eisen en voorschriften op te stellen. Naarmate men strenger is, zal het rapportcijfer dus omlaag gaan. Daarom denk ik dat een cijfer boven de 6 een indicatie is dat de gemeente het goed doet. Als een derde van de hôteliers een 7 of hoger geeft, is dat positief.’
Volgens Smit onderschatten de hôteliers de kans dat hun gemeente de komende jaren tot de één-loketaanpak zal komen. Hôteliers hebben er, denk hij, geen weet van wat zich momenteel bij veel gemeenten afspeelt. Smit: ‘Op dit moment zijn veel gemeenten enorm hun best aan het doen om hun dienstverlening in te delen op basis van doelgroepen in plaats van op beleidsterreinen. Op het gebied van horeca en toerisme zal dit in veel gevallen ook leiden tot één loket of één coördinator. Er is meer dynamiek dan veel hôteliers vermoeden.’
Koninklijk Horeca Nederland vindt ook dat de hôteliers onderschatten wat er achter de schermen gebeurt. Hans van der Kooij, voorzitter Sector Hotels, wijst erop dat in elke regio consulenten van de KHN de gemeenten continu bespelen. ‘Die contacten zijn over het algemeen heel intensief. Maar grote gemeenten zijn net supertankers: het kost heel veel inspanning en veel tijd om die van koers te laten wijzigen, ook al is de intentie er van beide kanten.’
In ieder geval is goede communicatie tussen hôteliers en gemeenten essentieel. De hôteliers willen best regels en voorschriften accepteren, zolang deze maar consequent worden toegepast en helder worden overgebracht. Hans van der Kooij: ‘Het komt al te vaak voor dat de ondernemer zijn verhaal telkens opnieuw moet vertellen, of formulieren moet invullen met gegevens die bij een andere ambtenaar allang bekend zijn. Daarom is het één-loket-idee voor ons zo belangrijk.’
Wegwijzers
De promotie van het toeristisch product is een onderwerp waarover de hôteliers verdeeld waren: 53% vond dat de gemeente hieraan onvoldoende aandacht schenkt. Vermoedelijk is veel van de onvrede hieromtrent te wijten aan problemen met wegwijzers. Veel hotels willen graag dat de toeristen middels bordjes de weg naar hun hotel kunnen vinden. De meeste gemeenten staan hier echter aarzelend tegenover, omdat ze bang zijn voor een woud van borden. Een positief voorbeeld is de gemeente Delft. In deze gemeente worden alle hotels aangegeven middels kleine bordjes met een code erop. Bij de ingang van de stad staat aangegeven welke hotels welke code hebben. Op deze manier zijn de hôteliers tevreden gesteld, en heeft men de invloed van de borden op het straatbeeld beperkt kunnen houden.
Overigens zijn er bij TRN ontwikkelingen gaande die het toeristisch product vermoedelijk ten goede zullen komen. De beleidsambtenaren die in de gemeenten verantwoordelijk zijn voor toerisme, werkten vaak alleen. Volgens Margreet van der Werve, beleidsmedewerker van TRN, bestond er grote behoefte aan een overlegplatform. ‘In een stad als Amsterdam is voor deze functie 0,8 FTE beschikbaar, dus minder dan één voltijds kracht. Zo iemand kan de kennis en ervaring van collega’s goed gebruiken. Daarom hebben we sinds een klein jaar een zogenaamd G30-overleg opgezet waarin de dertig gemeenten van het Grote Steden Beleid van minister Van Boxtel zijn ondergebracht. Deze komen nu eens per maand bij elkaar, in een van de dertig gemeenten. De toeristische ambtenaar komt meestal samen met een medewerker van de VVV. Zij bepalen zelf de agenda van het overleg.’
De ambtenaren zijn zelf erg enthousiast over het platform. Volgens Van der Werve zijn de voordelen tweeledig: enerzijds zal er een positief effect zijn op de uitvoering van het beleid in de diverse gemeenten, anderzijds krijgt TRN een veel duidelijker beeld van de praktijk.
Toeristenbelasting
Een groot punt van onvrede is natuurlijk de toeristenbelasting. De KHN heeft hierover duidelijke standpunten. Hans van der Kooij: ‘De gemeenten kunnen toeristenbelasting heffen naar eigen goeddunken. Over het algemeen verdwijnt het geld in de pot voor algemene middelen. Wat ons betreft, is het een raar instrument dat zo snel mogelijk moet worden afgeschaft. Wij zijn dan ook flink aan het lobbyen richting tweede kamer. In de afgelopen maanden is de zogenaamde MDW-rapportage opgesteld (Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit; een nota van het Ministerie van Economische Zaken) waarin de minister een aantal adviezen geeft aan de Tweede Kamer. Hier staat letterlijk in dat het afschaffen van de toeristenbelasting zeker nader onderzocht moet worden. Eind april wordt er in de Tweede Kamer over gesproken.’
Al met al is er volop ontwikkeling. De toeristenbelasting staat en steeds meer gemeenten voeren structureel overleg met de plaatselijke hôteliers en horecaondernemers. De toeristisch ambtenaren van de grote gemeenten zitten tegenwoordig regelmatig samen aan tafel, en achter de schermen praten veel gemeenten met adviesbureaus over een meer klantgerichte dienstverlening. Wellicht zullen de hôteliers over een jaar of vijf wat guller zijn in hun beoordeling dan nu.
Geen voorstander van landelijke richtlijnen
Judith van den Heuvel, woordvoerder van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten:
‘Voor VNG is het moeilijk om een reactie te geven op de resultaten van dit onderzoek. Wij hebben namelijk alleen een dienstverlenende functie jegens de gemeente; wij bepalen geen beleid. Elke gemeente heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Wij hebben wel modelverordeningen die de gemeenten als leidraad kunnen gebruiken. Deze bestaan bijvoorbeeld voor beleidsterreinen als onderwijs, maar voor toerisme is er geen verordening. Bovendien zijn gemeenten niet verplicht om onze modelverordeningen over te nemen. Wij zijn geen voorstander van landelijke richtlijnen. Gemeenten hebben hun eigen bevoegdheden en kunnen het best op lokaal niveau hun beleid bepalen. Elke gemeente is weer anders.’
Lily van Baast, beleidsmedewerker gemeente ’s-Hertogenbosch:
Als u een gemiddelde horecaondernemers in onze stad zou vragen een cijfer te geven voor het gemeentebeleid, zouden wij ook geen 9 scoren. Zeker niet. De ambtelijke molens draaien nu eenmaal langzamer dan de horecaondernemers gewend zijn in hun eigen bedrijf. Eens per maand hebben we hier een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de horeca, in een kwaliteitskring. Dit was overigens een initiatief van de horeca zelf. Wij kunnen daarmee wel wat begrip kweken, maar er zal altijd een afstand blijven bestaan. Een één-loket-beleid hebben we hier nog niet. De ondernemers worden wel doorverwezen, maar ze moeten met de papieren onder de arm toch langs verschillende loketten. De gemeente heeft daarin geen coördinerende functie. In de toekomst zal het ene loket er wel komen, maar op dit moment zijn we daar nog niet heel actief mee bezig. Er komt erg veel bij kijken.’
Het Hotel Continu Onderzoek
Dit onderzoek naar hotels en gemeentebeleid is het tweede in een reeks van onderzoeken die in 2001 zullen worden gedaan: het Hotel Continu Onderzoek. Deloitte & Touche en Hospitality Management zijn hiervan de initiatiefnemers. Elk onderzoek heeft een ander thema. Honderd general managers en eigenaren van hotels in Nederland worden geïnterviewd. Het onderzoek bestrijkt alle typen hotels; in alle segmenten. De onderzoeken worden uitgevoerd door DUO Market Research in Utrecht.
HM302001