In maart 2020 gingen er 1,7 miljoen Nederlanders minder op vakantie dan in dezelfde maand van 2019. Dit is een daling van ruim 50 procent. Over het eerste kwartaal van 2020 is de daling 18 procent ten opzichte van het eerste kwartaal van 2019. De daling geldt voor zowel vakanties in het buitenland als in Nederland. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers uit het vakantieonderzoek.
Het aantal Nederlanders dat één of meer dagen op vakantie ging lag in de eerste twee maanden van 2020 nog hoger dan in dezelfde maanden van 2019: 8,6 procent in januari (2,2 miljoen vakantiegangers), en 2,3 procent in februari (2,6 miljoen). In maart 2020 daalde het aantal Nederlandse vakantiegangers naar 1,5 miljoen, 1,1 miljoen minder dan de maand ervoor. Op 31 maart gingen nog 45 duizend Nederlanders op vakantie, ruim 90 procent minder dan op dezelfde dag in 2019.
Fors minder vakanties in zowel buitenland als eigen land
In maart 2020 daalde het aantal Nederlandse vakantiegangers ten opzichte van maart 2019 zowel in eigen land (50 procent), als naar het buitenland (56 procent). In het eerste kwartaal van 2020 gingen er 534 duizend Nederlanders minder op vakantie in eigen land dan in 2019, een afname van 19 procent. Daarnaast daalde het aantal Nederlanders dat in deze periode naar het buitenland op vakantie ging met 580 duizend, een daling van 17 procent. In de eerste twee maanden van 2020 was voor zowel binnenlandse als buitenlandse vakanties nog sprake van een lichte stijging.
Uitgaven aan vakanties in maart gehalveerd
In de eerste 3 maanden van 2020 gaven Nederlanders 2,8 miljard euro uit aan vakanties, 15 procent minder dan in dezelfde periode van 2019 (3,3 miljard euro). Deze daling is volledig toe te schrijven aan maart. In deze maand halveerden de vakantie-uitgaven tot 0,6 miljard euro, tegen 1,2 miljard euro in maart 2019. In januari en februari lagen de uitgaven aan vakanties nog iets hoger dan in dezelfde maanden van 2019.