Casper Reinders is een van de grootste en meest baanbrekende horecaondernemers in Nederland. Ik mocht een dagje met hem mee om enkele van zijn prachtige zaken te bezoeken en bij te praten over het huidige horecalandschap, de verhalen achter zijn horecaimperium, design, uitdagingen en de toekomst. Casper is blij dat ik mijn notitieblok bij me heb: “Ik lees wel eens wat op internet, maar het meeste dat over mij geschreven wordt, klopt niet. Vorige week gebeurde dat nog… Toen werd ergens geschreven dat ik een zaak in Antwerpen zou beginnen. Ik zei dat als grapje tegenover een zaal in Antwerpen, waar ik moest spreken, en een ijverige journaliste in de zaal nam dat wat te letterlijk op. Ze nam het klakkeloos over. Ik vind het toch raar als mensen niet eerst laten checken of wat ze opschrijven wel waar is.”
Er doen ook verhalen de ronde dat Reinders zich langzaamaan terugtrekt uit Amsterdam, maar dat is pertinent niet waar, aldus Casper. “Het is wel zo dat ik me niet alleen nog maar focus op Amsterdam, ik kijk verder dan dat. Binnen Nederland zal ik niks buiten Amsterdam gaan doen, maar een of meerdere mooie zaken in het buitenland sluit ik niet uit. Het is heel pril allemaal, dus ik kan er verder niks over zeggen. Het ondernemen wordt in Amsterdam gewoon steeds moeilijker, het grote geld heeft onze hoofdstad ontdekt, je ziet dat ook in de horeca. Voor jonge mensen wordt het gewoon veel te moeilijk om een mooi en spannend concept neer te zetten; de huren zijn bizar hoog in Nederland en je personeel kan in Amsterdam geen kamer meer huren. Kunstenaars worden de stad uitgejaagd, studenten wonen noodgedwongen in Almere of in een container. Ik zag het jaren geleden in Londen en New York gebeuren, nu is Amsterdam aan de beurt. Het geld vanuit het buitenland verpest de kansen voor jonge mensen om iets leuks te verzinnen. Wanneer je nu start met ondernemen heb je direct een strop om je nek: zonder direct succes heb je een groot probleem.”
Laat de volgende crisis maar komen
Deze ontwikkeling is niet goed voor de horeca, vertelt Reinders. De creativiteit wordt weggezogen uit de stad. “Er komt vanzelf wel weer een crisis en dan wordt men weer creatief. Tijden van crisis zijn tijden van creativiteit, maar nu is men vooral belust op geld, zeker in de horeca. Er lopen dramatisch veel boekhoudertjes rond in de horeca. We lopen echt achteruit nu in onze branche, ik zie heel veel gebakken lucht. Vergeet niet dat dat grote geld meestal niet vanuit Nederland komt en iedere hondenlul die niks kan, begint een foodmarket. Die zijn allemaal hetzelfde, gelikt en saai. Net als ‘pop-up-tenten’, daar heb ik ook niks mee. Huisbazen zien het gewoon als een kans om hun vastgoed te vermarkten, alweer een ‘gevalletje geld’. Het heeft niks met creativiteit te maken. De woorden ‘hip’ en ‘pop-up’, ik word er moe van. Wanneer iets hip is, dan houdt dat niets meer in dan dat het een bewezen concept is waarmee je geld kunt verdienen. Nog steeds zie ik horecazaken openen waarin steigerhout is verwerkt. Jeetje, dan loop je echt jaren achter. Wat ik destijds met Jimmy Woo deed, dat was echt vooruitstrevend, we staken onze handen echt in het vuur en creëerden een nieuwe benchmark. Hoe cool is dat?”
Het mysterie rondom Jimmy Woo
Jimmy Woo. De plek waar we nu zitten. Reinders wist een enorme hype te creëren rondom de opening destijds. Ongeëvenaard en nooit meer te kopiëren, mede door de energie die erin werd gestoken, maar ook dankzij een dosis geluk. Casper heeft er mooie herinneringen aan overgehouden. “Het was een te gekke tijd joh, niet te geloven wat er allemaal gebeurde. Maar ook dit verhaal wordt vaak verkeerd opgeschreven; ik zal je vertellen hoe het allemaal echt is gelopen. Laat ik bij het begin beginnen… Ik wilde op deze plek dolgraag een club beginnen, want op dit pand rustte een clubvergunning, dat wist ik. Het was immers een club die nooit open was geweest, misschien één dag. Een jongen met een rijke papa was zonder succes aan het project begonnen. Daarna zou er een hotel komen, maar ze kregen er geen vergunning voor. Een jaar lang heb ik de eigenaar van het pand gestalkt, ik belde hem bijna iedere dag. Uiteindelijk ging hij overstag en konden we de mooiste club van Nederland gaan bouwen. We moesten wel heel veel verbouwen, want het was echt een afbraakbende hier, met houten trappetjes en zo. De verbouwing duurde wel een jaar. Door die lange aanlooptijd hadden we veel te veel tijd om na te denken, ook over de naam van de club. Wat ik al wel wist, was dat ik de club een Hongkong-Chinese naam wilde geven, dus ik zocht allerlei combinaties van een Engelse voornaam en een Chinese achternaam. Jack Hu, John Liu, Jimmy Woo… Ik Googelde ze allemaal en bij Jimmy Woo kwamen een paar te gekke resultaten naar voren. Jimmy Woo bleek een dubbelspion en kungfu-master te zijn. Jimmywoo.com was ook nog eens vrij, dat zou tegenwoordig niet meer kunnen, maar we spreken over 16 jaar geleden hé? Ik besloot een persoon te creëren rond Jimmy Woo en hij kreeg zelfs een eigen 06-nummer. Iedereen was benieuwd naar die mysterieuze Aziatische ondernemer en het balletje begon te rollen. De Telegraaf deed een telefonisch interview met ‘Jimmy’, we deden een live-interview op het podium van onze nachtclub door een verbinding met Hongkong te maken. We deden echt álles om een mythe te creëren. We gingen daarin best ver eigenlijk. We vertelden iedereen dat wij ook niet precies wisten wie Jimmy was en waar nu de rookkamer is, was destijds een slaapkamer. Er hingen luxaflexen voor de ramen, maar we lieten die net genoeg open, zodat je door een kiertje een bed met een deken van bont erop kon zien. Mensen dachten dus dat hij er echt woonde. Het meest opvallende was, dat er de hele dag mensen over de vloer kwamen die vertelden dat ze hem echt kenden en hadden ontmoet. Wij wisten wel beter. Het was een mooie tijd. Na een jaar begon men wel wat te twijfelen aan zijn bestaan. Toen De Telegraaf een afspraak met hem had gemaakt voor een interview, werd de journaliste boos toen ík op kwam dagen en niet Jimmy. We spraken af dat ze het interview toch zou doen en het geschreven zou worden alsof ze Jimmy Woo echt had gesproken. Dankzij De Telegraaf hebben we het mysterie rondom de Chinese eigenaar nog een jaar langer in stand weten te houden. Ik ben de journaliste nog weleens tegengekomen en we kunnen er allebei nog hard om lachen.”
De gemeente vond het te erotisch...
Casper ging inderdaad heel ver om de mythe in stand te houden. Zo ver dat hij enkele keren door de gemeente op de vingers werd getikt. “Ondertussen hadden we zelfs een Chinese website gebouwd rondom Jimmy Woo. Het was een website waar je niet uitkwam als je die bezocht, er openden steeds nieuwe pagina’s en je moest je computer echt uitzetten om het af te kunnen sluiten. Je werd er echt helemaal gek van als je op die website was beland, overal Chinese tekens en afbeeldingen van dames in bikini met mannen eromheen. De gemeente stak er een stokje voor, want het wekte de indruk dat we hier een seksclub hadden. Net als het speciale briefpapier dat we hadden laten maken, daar hadden we vier versies van. Eén versie werd ook door de gemeente verboden, want het was ze wat te erotisch. Duur spul trouwens, dat briefpapier, het kostte ons wel een euro per vel geloof ik. In het archief heb ik er wel wat van bewaard, net als van de eerste flyers. Die maakte Piet Parra voor ons… Dat zou hij nu niet meer doen, want hij is inmiddels een heel bekende kunstenaar. Die flyers waren geweldig, echt kunst. Alles wat we deden was op het hoogste niveau, echt next level.”
De eerste ‘niet-blanke’ club
Niet alleen het in stand houden van de mythe gebeurde op exceptioneel hoog niveau, maar ook het geluid in Jimmy Woo was top of the bill. “We hadden een geluidssysteem van Funktion One naar Nederland gehaald vanuit Londen. Daarmee hadden we het beste geluid van Nederland en ver daarbuiten. Het prijskaartje was fors, zo’n 300.000 euro, maar ik betaalde er 120.000 euro voor omdat onze club als showroom werd gebruikt door Funktion One. Weet je, eigenlijk is het wonderbaarlijk dat de club nu, na 16 jaar, nog steeds zo goed draait. Muziek verandert, het publiek verandert… Nu staan er, bij wijze van spreken, misschien de dochters en zonen van de eerste bezoekers op de vloer. Kun je nagaan! De mix van publiek was in de beginjaren heel anders dan nu, zo’n gezelschap krijg je niet meer bij elkaar. We waren de eerste club die durfde te kiezen voor hiphop en straatcultuur en hier kon je wél naar binnen met een petje op en sportschoenen aan. Hiphop hoorde je nergens anders, we waren zo’n beetje de eerste niet-blanke club. Andere clubs zagen dat ook. Hoe kon het dat de meest luxe club op die manier werkte? Het zette ze wel aan het denken. Uit alle lagen van de bevolking haalden we de top, de leuke groepen, die hier kwamen om te feesten. Zelfs bankiers kwamen over de vloer, het was een wereld van uitersten. Nu is het anders, maar dat geldt voor heel veel dingen in de stad. Als je succesvol wilt blijven, dan moet je je constant blijven aanpassen. Er zijn heel veel kansen in Amsterdam, want er waren nog nooit zoveel expats en zoveel toeristen als nu. Dat biedt zeker kansen.”
"Ik heb geen computer of e-mail"
Casper maakt zich wel zorgen over het gebrek aan kwaliteit in de Nederlandse horeca, zoals eerder al beschreven is de creativiteit een beetje weg. En dat komt mede door het kopieergedrag. “Kijk eens naar het grote aantal restaurants dat erbij is gekomen. Een hele laag is er in het midden aangegroeid. Ze kunnen best succesvol zijn door hun activiteiten op social media, heel veel zaken zijn puur ‘Instagrammable’, maar ze bieden verder geen kwaliteit. Er wordt zoveel gekopieerd; in Groningen wordt een gekopieerd concept uit Amsterdam neergezet, in Amsterdam kopiëren ze een concept uit New York. Fantasieloze gedrochten zijn het. In Amsterdam proberen ze dan een zaak neer te zetten die ze in Londen hebben gezien. In Londen kostte die zaak vijf miljoen om te bouwen, maar dan willen ze het hier voor een half miljoen doen. Dat gaat natuurlijk nooit lukken. Zelf werk ik heel anders. Ik heb geen computer of e-mail, maar haal mijn inspiratie uit het leven, uit reizen en ervaringen. Alles doe ik uit mijn hoofd, zelfs de berekeningen. Wanneer ik in New York ben, ga ik eigenlijk nooit naar nieuwe zaken, want ik ben eigenlijk behoorlijk eenkennig. Ik eet ook vaak hetzelfde en heb geen verfijnde smaak. Met de menukaart in mijn restaurants bemoei ik me dan ook niet. Ik ben goed in inrichten, anderen zijn beter in dat soort zaken. Je moet nooit gaan geloven dat je alles kan, dat is een grote valkuil voor horecaondernemers. Ik zie genoeg horecamensen die zich met alle facetten van hun zaak bemoeien; dat moet je dus nooit doen. Durf het gewoon los te laten, dan wordt het veel beter.”
Hekel aan hip
Overigens is het niet zo dat de prachtige zaken van Casper enorm duur zijn, integendeel: “Ik bouw voor weinig. We recyclen veel, gebruiken veel oud hout en oude meubelen. Dat heb ik altijd al zo gedaan. En als we boven budget dreigen te gaan, dan durf ik best dingen weg te laten. Dat is ook de reden waarom je in mijn zaken vaak een betonnen vloer ziet; dan was het geld voor een houten vloer gewoon op. Je moet keuzes durven maken, dat is de sleutel tot succes. Over het algemeen hebben mensen geen smaak. En als ze dan smaak willen inhuren, dan vertellen ze me dat ze een ‘hip restaurant’ willen. Op dat moment stop ik ze en vertel ze dat je een restaurant wil waarin je gelooft. Dat bereik je door jezelf te zijn, door uniek te zijn. Kijk eens naar mijn zaken: in de ene zaak hebben we echte tegels uit de metro bij elkaar gezocht, in Lion Noir staan unieke stoelen. Drie dagen nadat ik een zaak heb geopend, zie ik interieurdesigners al foto’s staan maken in die zaak en een tijdje later opent er ergens een zaak met van die lelijke kopieën. Die mensen noemen zich interieurdesigner, laat me niet lachen. Dat is ook de reden dat ik geen Pinterest gebruik, het is ‘killing’ voor de inspiratie. Iedereen deelt hetzelfde en gaat dezelfde kant op. Net als met folders, ik gebruik ze niet. Liefst ga ik op stap en vind op mijn zoektochten altijd de mooiste spullen. Voor stukken minder geld koop ik veel ‘funkier’ stoelen bij mijn vaste adresjes. Dat is ook de reden waarom ik niet geloof in die zogenaamd hippe zaken… Hip is altijd gebaseerd op wat populair en druk is, terwijl de hippe zaken het in de praktijk helemaal niet druk hebben. Mijn zaken zijn altijd tijdloos. Ik vind het zelfs een beetje vervelend als anderen ze hip noemen, want aan dat woord heb ik een schijthekel.”
Er zijn in Amsterdam zeker wel zaken die de goedkeuring van Casper kunnen wegdragen, maar die zijn zeer divers. “Ik hou van zaken waarvan mensen denken dat ik er niet van hou”, vertelt Reinders. “Een Chinees met tl-licht aan het plafond snap ik ook. Eens denken, welke zaken vind ik mooi in Amsterdam…” Casper denkt even diep na, maar komt wel met leuke voorbeelden. “Latei aan de Zeedijk bijvoorbeeld, of De Ysbreeker. Dat is mooi gedaan. In mijn eigen zaken kies ik dus altijd voor klassiek en voor een verrassende mix. Wanneer een oude vrouw Lion Noir binnenloopt, begrijpt ze het ook. Het is klassiek gecombineerd met rariteiten. Mijn voorliefde voor verzamelen gaat ver terug hoor, want al vanaf mijn vijftiende ben ik ermee bezig. Nu ben ik al bijna 49 jaar oud, dus ik heb er inmiddels wel verstand van. Dat is ook het verschil met veel anderen: zij kopen nepspullen, terwijl ik op zoek ga naar originele items die bij mij passen. Daarnaast moet je je bedenken dat ik niks heb uitgevonden, ik heb het alleen maar naar Nederland gebracht.”
De ‘uitvinder’ van loungen en noodles
Dat Casper veel naar Nederland heeft gebracht is zeker waar. Noodles, ‘loungen’, de Vietnamese keuken… Tegenwoordig heel normaal in de horeca, maar Casper was steeds de eerste. “Toen ik in 2000 de zaak Noodles of Amsterdam opende, moesten we iedereen uitleggen wat noodles waren. Dat kun je je nu niet meer voorstellen. Net als toen ik mijn loungebar opende. Vanuit heel Europa kwamen ze me interviewen over het concept, van de BBC tot de ZDF, iedereen wilde het zien. Wat ik verder nog naar Nederland heb gehaald? Nou ja, de cocktail heb ik een plek gegeven buiten de hotelbar. Je zag cocktails namelijk alleen in chique hotelbars, maar niet in andere horeca. Zelf ben ik een van de eerste gediplomeerde cocktailshakers in Nederland, wist je dat? Het diploma is 25 jaar oud, dus ik durf nu geen cocktail meer te shaken, echte shakers lachen me vierkant uit… Bovendien drink ik zelf niet, dus het wordt een beetje een lastig verhaal. Barista’s introduceerde ik ook in Nederland, net als Vietnamees eten en streetfood. Dat deed ik veertien jaar geleden al, terwijl niemand dat nog kende. Altijd maakte ik mijn eigen keuzes, werkte ik anders dan de rest. Sterker nog, als ik zie dat anderen iets oppikken, dan ga ik dat dus niet doen. Ik was ooit bezig met een hamburgerrestaurant, maar liet het project vallen toen ik hoorde dat enkele anderen er ook mee aan de gang gingen. Dan hoeft het voor mij niet meer. Eigenlijk heb ik dus aan de basis gestaan van veel ontwikkelingen binnen de Nederlandse horeca als ik zo terugdenk. Ook de eclectische stroming komt uit mijn koker, want Lion Noir was qua inrichting de eerste eclectische horecazaak in Nederland. Waar ik nog meer als eerste mijn vingers aan durfde te branden? De Marokkaans-Franse keuken. Iedereen vond me maar gek, maar ik had er een goed gevoel bij. Natuurlijk zijn er genoeg dingen fout gegaan en hebben ze me niet het succes gebracht waarop ik hoopte, maar je leert er wel van. Je moet nooit bang zijn om fouten te maken. Als ik rijk had willen worden, dan had ik bepaalde zaken in een formule gegoten, maar dat vind ik nu eenmaal niet leuk. Daarom ben ik niet rijk, maar heb ik wel een heel leuk leven. Straks ga ik weer lekker naar Ibiza, naar mijn vrouw en kind. Ik heb het nu een beetje rustig, en dat is bewust zo. Het is een zwaar jaar voor me geweest.”
Keuzes maken, dat is de kracht
We bezoeken ook Libertine, de zaak die mij doet denken aan Parijs, maar die Casper ontwierp met New York in het achterhoofd. “Ik kwam vaak in New York, waar mijn ouders woonden. In de East Village en West Village zie je van die laagdrempelige zaakjes, ook heel klassiek. Dat wilde ik hier ook neerzetten, maar dan met een vernieuwend sausje eroverheen. Ook hier is bijna alles oud. We konden alleen niet genoeg van dezelfde oude banken vinden, dus hebben we er wat nieuw bij moeten laten maken. En de tafeltjes zijn van marmer, met afgeronde hoeken. Dat is ook een soort trademark van mij: afgeronde hoeken. Ik houd van vrouwelijke vormen en niet zo van die hoekige, mannelijke vormen. De keuken heb ik ook ontworpen, een open keuken met een werkbank in het midden. Dat zou een kok nooit zo ontworpen hebben, ze vinden het niet praktisch. Maar ja, het is ook meer een keuken voor snacks en geen echt restaurant. Er worden wel heel veel pizza’s afgebakken in de mooie oven. Het hoeft ook niet allemaal perfect te zijn hé? Ik houd niet van perfectie, dat is saai. Libertine is een mooi voorbeeld van aanpassen aan omstandigheden. Hier zie je betonnen vloer waar eigenlijk een houten vloer was gepland. Tja, het geld was een beetje op en vloeren sneuvelen bij mij altijd als eerste. Overal om je heen zie je oud meubilair, dat voelt gewoon lekker. Aan de wand zie je kunst van lokale kunstenaars die nog niet zo bekend waren. Die schilderijtjes daar zijn van een vriendin van mijn vrouw; zij is inmiddels wel internationaal bekend, net als de maakster van het kleed dat daar hangt. Bij de keuze voor kunst kijk ik niet naar de naam, maar naar wat ik nodig heb. Blijkbaar heb ik daar ook oog voor. De bar is ook antiek en het marmer aan de wand daarachter is van een ijssalon in Venetië. We hadden er niet genoeg van, dus daarom zitten de messing delen ertussen. We denken dan gewoon in oplossingen en houden het simpel. Met aannemersbedrijven werk ik trouwens nooit, liever met zelfstandigen. Ze vragen niet de hoofdprijs en zijn flexibeler. Libertine was trouwens binnen tweeëneenhalve maand klaar. Dat kan als je keuzes durft te maken. Misschien is dat wel de rode draad in dit verhaal: keuzes maken.”
Ooit nog eens een hotel openen
Casper heeft al veel bereikt in zijn leven, maar er blijkt toch nog wel een wens te zijn. “Een hotel. Ik zou best nog eens een hotel willen beginnen. Niet dat ik die kans niet heb gehad hoor”, vertelt hij. “Vorig jaar kreeg in een hotel in centrum Amsterdam aangeboden, maar ik had geen tijd omdat er al te veel projecten liepen. Op het vlak van hotels is alles wat conservatief, met enkele uitzonderingen. CitizenM is cool, het was destijds heel vernieuwend en zit mooi in elkaar. SOHO is ook leuk voor Amsterdam, internationaal gezien niet zo spannend, maar voor Amsterdam wel leuk. Misschien komt het er nog wel eens van, het zou leuk zijn.”
Streetfood is oubollig
Terwijl Casper heel goed is in interieurdesign, laten zijn culinaire vaardigheden hem in de steek. “De laatste keer dat ik kookte, was voor mijn vrouw. Ze kreeg een stuk vlees dat zwart was van buiten en rood van binnen. Klinkt best gaaf, maar het was niet de bedoeling en totaal niet te eten. Daarom bemoei ik me niet met de kaart, ik heb er geen verstand van. Thuis kook ik ook nooit. Laatst verbleef een vriend van me een tijdje in mijn huis. ‘Hoe kun je koken op die ene vierkante meter?’, vroeg hij me. Bleek dat het hele aanrecht vol stond met troep, want ja, ik verzamel heel veel en kook nooit. Alhoewel ik geen verstand van eten heb, weet ik wel wat ik wil en wat ik lekker vind. Ik heb drie Vietnamese restaurants gehad en bij het derde restaurant wilde mijn compagnon het woord ‘streetfood’ gebruiken. Dat wilde ik absoluut niet, want die term is al lang weer oubollig. Ik zie dat ook bij proefdiners; laatst ging ik met een gezelschap proefeten in een Mexicaans restaurant. Het waren niet de minsten op culinair vlak, maar iedereen zat maar te knikken en te zeggen dat het zo lekker was, terwijl ik het gewoon écht niet lekker vond. Het was niet goed gekruid. Uiteindelijk zei ik er maar wat van en even later hoorde ik om mij heen dat ze het toch ook wel wat minder vonden. Zeg het dan gewoon! Mensen durven niet te zeggen wat ze vinden, je hoeft mensen heus niet af te zeiken, maar je kunt ze wel motiveren door eerlijk te zijn. Motiveren vind ik leuk, daarom geef ik ook af en toe toespraken voor jonge ondernemers, maar dat vind ik best eng. De enige reden waarom ik het doe, is omdat ik die jonge mensen wil inspireren, want het is tijd dat er weer wat gebeurt binnen de horeca. We staan stil; iedereen vindt het wel goed zo. Doodzonde. De kinderen van immigranten doen het beter dan autochtone kinderen. De immigrantenkinderen willen wel ergens voor vechten en hard werken om iets te bereiken. Nederlanders niet, die willen geen risico’s nemen en liggen liever op het strand als het lekker weer is. Het is gewoon heel jammer dat het economisch zo goed gaat, wanneer je kijkt naar creativiteit. Ik zei het eerder al: crisis noopt tot nadenken.”
Rariteitenkabinet
We gaan door naar Lion Noir, het prachtige eclectische restaurant van Reinders. “Zie je die krukken? Die komen uit Yab Yum”, lacht Casper. Ze zijn geweldig. “Deze zaak is een soort rariteitenkabinet. Een combi van curiosa, antiek en industriële elementen. Hier buiten staan oude Thonet stoelen en de kleden aan de wand komen uit de zeventiende eeuw. De antieke vliegtuigjes zijn echte eyecatchers en ik was hier een van de eersten met een koperen bar. Nu wil iedereen zo’n bar…” De tijd vliegt, we zijn al een paar uur onderweg en aan het kletsen. Casper moet door naar een afspraak. “Het lijkt alsof ik het heel druk heb, of niet?”, lacht hij. “Maar dat is niet zo, ik werk eigenlijk nooit hard. Ik doe liever in 20 uur waar anderen 40 uur over doen. Die mensen die vol trots vertellen dat ze 60, 70 uur per week werken, daar kan ik niets mee. Die doen echt iets verkeerd. Gelukkig zie ik veel dingen ook niet als werk hoor, zoals het proefeten in een van mijn zaken. Dat is gewoon leuk. Voor mij ligt de uitdaging in nieuwe projecten die ik mag inrichten. Een van de leukste recente projecten was een stripclub, die is echt geweldig. Als het goed is, ga ik binnenkort ook een bordeel doen. Je ziet wel waar mijn interesse ligt.” Onder luid gelach eindigt deze mooie dag met Casper, de man die Nederland kennis leerde maken met zoveel mooie dingen. Ik ben benieuwd wat hij de komende jaren voor ons uit de hoge hoed tovert. Casper voegt nog één laatste opmerking toe: "Thijs, één ding moet me van het hart, want het wordt nog weleens vergeten... Alles ontstaat uit liefde en passie." En zo is dat. Een mooie afsluiter van een geweldige dag met deze gepassioneerde horecakeizer.