Hotels en de energiebesparingsplicht uit het Activiteitenbesluit milieubeheer

Auteur: Loes ter Meer
Hotel & Recht 20 mei 2022
Hotels en de energiebesparingsplicht uit het Activiteitenbesluit milieubeheer

In juli 2021 bespraken wij de energielabel C verplichting voor kantoorpanden en welke invloed deze verplichting zou kunnen hebben op hotels. De energielabel C verplichting is echter niet de enige relevante regeling op het gebied van verduurzaming van de gebouwde omgeving.

Als gevolg van het Klimaatakkoord uit 2019 heeft de energiebesparingsplicht uit de Wet Milieubeheer hernieuwde aandacht gekregen. De energiebesparingsplicht bestaat al sinds 1993 en is in 2008 in zijn huidige  vorm neergelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. De energiebesparingsplicht houdt in dat bepaalde bedrijven alle door de overheid gepubliceerde (of vergelijkbare) energiebesparende maatregelen moeten treffen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder.

Met het Klimaatakkoord uit 2019 krijgen gemeenten en provincies de opdracht om prioriteit te geven aan de handhaving van de energiebesparingsplicht. Wie verantwoordelijk is voor het voldoen aan deze verplichting wil nog wel eens verschillen. Reden genoeg om deze energiebesparingsplicht tegen het licht te houden en te bezien welke gevolgen de verplichting kan hebben voor hotels.

De energiebesparingsplicht

De energiebesparingsplicht geldt in geval van een energieverbruik in een kalenderjaar van meer dan 50.000 kWh aan elektriciteit of meer dan 25.000 m3 aardgas of een vergelijkbare brandstof. Ter illustratie: volgens een TNO-rapport uit maart 2021 voldeed 92% van het totale vloeroppervlakte aan hotelfuncties in Nederland  in 2020 aan deze drempelwaarde.

De energiebesparingsplicht is neergelegd in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en luidt als volgt “Degene die de inrichting drijft neemt alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.” Hierna bespreken wij drie belangrijke elementen van deze bepaling, te weten: de begrippen ‘inrichting’ en ‘drijver’ en wat er onder energiebesparende maatregelen wordt verstaan.

Een inrichting

Onder een inrichting wordt verstaan: ‘elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht’. Een hotel kwalificeert als een inrichting en de energiebesparingsplicht is dan ook op hotels van toepassing.

Daarnaast is het is mogelijk dat er in één pand meerdere bedrijven aanwezig zijn – en dus ook meerdere inrichtingen – die gezamenlijk als één inrichting kunnen worden beschouwd. Daar is kortgezegd sprake van als er een onderlinge technische, organisatorische of functionele binding is en de inrichtingen in elkaars onderlinge nabijheid zijn gelegen.

Hier kan sprake van zijn in multi-tenant gebouwen, onder meer gezien de bijbehorende integrale dienstverlening, en is van belang voor hotels die daar (steeds vaker) onderdeel van uitmaken. In het voorbeeldgeval dat een multi-tenant gebouw een hotel en een kantoor als aparte huurders kent, kan het zijn dat deze huurders gemeenschappelijke voorzieningen gebruiken zoals riolering, afvalopslag en gas, water, licht (technische binding) en er uitwisseling plaatsvindt van personeel, diensten of bedrijfsmiddelen (functionele binding). Ook is het in de praktijk mogelijk dat er één persoon of groep reële zeggenschap heeft over de activiteiten van beide huurders (organisatorische binding), bijvoorbeeld de eigenaar van het multi-tenant gebouw die een huurovereenkomst heeft gesloten met de twee bedrijven. De stap naar de kwalificatie van de twee losse bedrijven als één inrichting is in dat geval klein.

De drijver

Nadat is vastgesteld of er sprake is van een inrichting volgt de vraag wie kwalificeert als ‘drijver’ van de inrichting en dus kan worden aangesproken door de handhaver. Het is van belang wie de feitelijke zeggenschap heeft over de bedrijfsvoering van de inrichting, het gebruik van het onroerend goed en de te verrichten activiteiten. Juridische zeggenschap alleen is onvoldoende om als drijver te worden aangemerkt. Het gaat om de feitelijke situatie.

In de praktijk blijkt dat vooraf vaak niet duidelijk is wie als drijver zal worden aangemerkt. Die kwalificatie is immers afhankelijk van de feitelijke zeggenschap. In dat kader zijn bijvoorbeeld de afspraken in de huurovereenkomst tussen de eigenaar en de exploitant van het bedrijf van invloed (en de naleving daarvan in de praktijk). Ook in het eerder genoemde voorbeeld is het vooraf onzeker wie als drijver kwalificeert aangezien het hotel en het kantoor gezamenlijk één inrichting kunnen vormen en er daarom één drijver kan bestaan die voor het hotel en kantoor gezamenlijk verantwoordelijk is.

Om onzekerheid over de verantwoordelijkheid voor de energiebesparingsplicht te voorkomen, is het belangrijk om onderlinge afspraken te maken. Afspraken over onder meer over de uitvoering, de medewerking, de kosten, en de rapportage van de maatregelen kunnen een hoop onduidelijkheid voorkomen over de vraag waar de verantwoordelijkheid ligt. De drijver is immers verplicht om eens per vier jaar te rapporteren over de getroffen maatregelen en de overheid heeft de mogelijkheid om te handhaven door middel van een last onder dwangsom.

Energiebesparende maatregelen

Om de markt te hulp te schieten zijn er in 2019 lijsten gepubliceerd waarop erkende energiebesparende maatregelen staan. Het mag worden aangenomen dat een inrichting aan de energiebesparingsplicht voldoet indien alle erkende maatregelen van de lijst zijn genomen. Er bestaan verschillende lijsten per bedrijfstak, onder andere specifiek voor de horeca. De maatregelen zien bijvoorbeeld op de isolatie van de gebouwschil, klimaatsystemen, verplichtingen en koel- of liftinstallaties. Inrichtingen zijn niet gebonden aan de maatregelen op de lijst en mogen ook vergelijkbare maatregelen treffen. Dat geldt wel op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de maatregelen hetzelfde effect hebben.  

Resumé

De energiesparingsplicht in het Activiteitenbesluit is lange tijd een ondergeschoven kindje geweest. Niettemin mag worden aangenomen dat deze ook voor (de meeste) hotels geldt. De vraag wie er verantwoordelijk is voor het voldoen aan de energiebesparingsplicht is echter niet altijd vooraf helder. Dat komt voornamelijk omdat deze kwalificatie sterk afhankelijk is van de feitelijke omstandigheden, maar bijvoorbeeld ook omdat de huurders van een multi-tenant gebouw – onder bepaalde voorwaarden – als één inrichting kunnen gelden. Deze onzekerheid kan grotendeels worden voorkomen door heldere afspraken tussen de betrokken partijen en correcte naleving hiervan. De feitelijke omstandigheden zijn immers bepalend. De groeiende focus op verduurzaming in combinatie met de handhavingsprioriteit maakt het daarbij essentieel om de energiebesparingsplicht goed in de gaten te houden. Gezien de beoogde halvering van de CO2-uitstoot in 2030 ligt het in de lijn der verwachting dat de energiebesparingsplicht op termijn zal worden aangescherpt. Met de komst van de nieuwe Omgevingswet in 2023 zal op een aantal punten al aan de energiebesparingsplicht worden geschaafd. De organisatorische binding zal bijvoorbeeld niet langer een vereiste zijn. Kortom, ook de energiesparingsplicht in het Activiteitenbesluit is een gebied in ontwikkeling dat ook een hotelier genoeg reden geeft voor zijn aandacht.

Auteurs: Loes ter Meer in samenwerking met Nico Jacobs, advocaten de praktijkgroep Vastgoed & Bouw en lid van het Hospitality Team van Kennedy Van der Laan.

Naschrift: Het Team Vastgoed & Bouw van Kennedy Van der Laan organiseert op 31 mei a.s. een seminar over het thema ‘Duurzaamheid en circulariteit in bouw en vastgoed’ met als gastspreker Thomas Rau. Bij interesse, neem gerust contact op met Nico Jacobs en stuur een mail naar nico.jacobs@kvdl.com

Overig nieuws