Ilja Leonard Pfeijffer is de auteur van de besteller-roman ‘Grand Hotel Europa’. Begin deze week werd bekend dat de naam van de schrijver prijkt op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2019. Dit is de meest belangrijke prijs voor een Nederlandse literaire roman en de winnaar ontvangt bovendien een geldsom van 50.000 euro. Ik bel Pfeijffer op het moment dat op ieder ogenblik een tv-crew binnen kan vallen. “Ze zijn nog niet geweest hoor, en dadelijk moet ik ook weer de deur uit, dus dan hebben ze pech. Vanavond moet ik in België ook nog op de televisie, dus op een gegeven moment ben ik weg.” Ilja maakt graag tijd vrij om zijn werken te bespreken, maar inmiddels is hij alweer bezig met een volgend project: “Geen boek dit keer; het eerstvolgende dat ik moet maken is een toneelstuk voor Theater Zuidpool in Antwerpen. Daar verheug ik mij wel op.”
We spreken Ilja niet alleen vanwege de verkoopsuccessen, de nominaties voor literaire prijzen en de lovende recensies, maar vooral vanwege de inhoud van zijn laatste roman. In het boek wordt – kort gezegd – de impact van het massatoerisme op het ‘oude’ Europa besproken. Inhoudelijk dus ook zeer interessant voor de hotellerie en de andere horeca in ons land, en zeker voor degenen die op professioneel vlak in populaire stadscentra actief zijn.
Europa zucht onder de druk van het massatoerisme
Volgens Ilja behandelt hij ‘liefde in tijden van massatoerisme’ in zijn recente meesterwerk. “In de roman staat Venetië symbool voor de problematiek die zich heden openbaart. Uiteraard heb ik veel research gedaan tijdens het schrijfproces; de problemen die we nu lokaal ervaren zijn namelijk onderdeel van een veel groter en complexer geheel. Toerisme, en tegenwoordig zeer zeker ook massatoerisme, zorgen in toenemende mate voor onrust. Let wel, ‘Grand Hotel Europa’ is fictie, en behandelt een liefdesverhaal, maar speelt zich voor een groot deel af in Venetië, de stad die op velerlei manieren gebukt gaat onder de druk van het massatoerisme.”
De Italiaanse stad zucht, en bezwijkt bijna, onder de toeloop van toeristen vanuit de hele wereld. De ‘zinkende stad’ is al bijna onbewoonbaar. “Wat wij weten”, vervolgt Pfeijffer, “is dat de stad verandert vanwege het toerisme. Dat gebeurt op een manier die ervoor zorgt dat de binnenstad niet meer te betalen is voor de lokale bevolking; zij trekken massaal weg uit de stad. De voorzieningen die voor de lokale bevolking prettig zouden zijn, worden vervangen door voorzieningen die voor toeristen prettig zijn. Naar de bioscoop kun je niet in Venetië, want welke toerist gaat naar de bioscoop? En een supermarkt zul je er ook niet aantreffen, waardoor de leefbaarheid van de stad nog verder wordt ondermijnd. Tegelijkertijd is er geen alternatief, want al decennialang wordt er niets geproduceerd in Venetië, waardoor er niets anders rest dan het verkopen van het rijke verleden. De stad heeft, buiten het ‘verkopen’ van het verleden, geen reële economie, het verleden is in ruime mate voorhanden en dat kan simpel te gelde worden gemaakt.”
Wie verdient er nu werkelijk aan toerisme?
Dan werpt zich de vraag op of Amsterdam hetzelfde lot zal ondergaan… Wat biedt de stad nog, behalve het rijke verleden? Ilja ziet het pessimistisch (of is het juist realistisch?) in: “Venetië staat in mijn boek niet voor niets model voor Europa, dus ook voor Amsterdam. Venetië is het ultieme symbool voor de problematiek die wij nu bespreken en de mechanismen die in de Italiaanse havenstad zichtbaar zijn, zien we nu ook elders in Europa. In heel Europa verworden de oude binnensteden tot onbegaanbaar terrein, de stadscentra worden verlaten door de lokale bevolking. Ook in Amsterdam worden de huizenprijzen opgedreven, zodat de woningen er te duur zijn voor de authentieke bevolking en de faciliteiten in toenemende mate zijn gericht op toeristen. Het wordt voor authentieke bewoners dan wel zeer aantrekkelijk om het huis in Amsterdam aan ontwikkelaars te verkopen, gezien de geboden prijs. In een stad als Florence zie je dat de autochtone bevolking in de buitenwijken gaat wonen en uitsluitend nog naar het centrum komt om toeristen te bedienen, om te werken in de toeristenindustrie. Hetzelfde gebeurt in Amsterdam, woningen worden onttrokken aan de woningmarkt en de autochtone bevolking keert het centrum de rug toe.”
Amsterdam kent, net als andere steden in Europa, grote uitdagingen, stelt Ilja: “Niet alleen potentiële werknemers kunnen of willen niet meer in Amsterdam aan de slag vanwege de huisvestingsproblematiek, het hoge prijspeil en het gebrek aan goede voorzieningen. Tegelijkertijd haken namelijk ook bedrijven af. Zij kunnen voor hun werknemers geen woonruimte vinden. Daarnaast kun je je oprechte vragen stellen over het verdienmodel. Het heersende idee is, dat toerisme goed is voor de economie. In het geval van Amsterdam is daar vrij veel onderzoek naar gedaan en ik heb mij daar bij het schrijven van mijn boek ook op gebaseerd, want welke concerns zitten er nu daadwerkelijk achter de toeristenindustrie? Wie verdient er aan die massale toestroom van toeristen? Blackstone Capital partners koopt de stad op, het Amerikaanse private equitybedrijf zit achter The Amsterdam Dungeon en Madame Tussauds. De meeste rondvaartboten zijn in Zweedse handen en enkele befaamde hotels zijn al in het bezit van grote Aziatische investeerders. Venetië toont ons het rampdecor van een verlaten stad zonder goede voorzieningen, een decor dat Amsterdam ook past wanneer we niet uitkijken.”
Toeristenbelasting is bij lange na niet toereikend
De lokale (toeristen)industrie heeft dus een kleiner belang bij massatoerisme dan veelvuldig wordt geschetst, maar ook de gemeente ziet dat de inkomsten uit de toeristenbelastingen niet dekkend zijn voor de te maken kosten. Ilja: “De gemeente heeft twee manieren om geld te verdienen aan toeristen. Dat is door de heffing van toeristenbelasting en door de belasting op rondvaarten, wat een kleiner bedrag is. Alles bij elkaar is dat niet een heel klein bedrag, zo’n zeventig miljoen euro per jaar, maar als je kijkt naar de kosten die de gemeente moet maken ten gevolge van toerisme, dan wordt het verhaal wel ingewikkelder. De vraag is natuurlijk wat je mee moet rekenen, maar zaken als de inzet van extra stadsreiniging omdat toeristen je centrum bevuilen, hulpdiensten die vaker moeten uitrukken, extra ordediensten die je moet inzetten… Allemaal zaken die de gemeente, en daarmee de belastingbetaler, een forse duit kosten. Maar ook openbare investeringen in de toeristenindustrie mag je wat mij betreft zeker meerekenen, zoals de aanleg van een nieuwe aanlegsteiger voor cruiseschepen. Als je dit allemaal meerekent, dan kom je op een bedrag dat veel hoger ligt dan die zeventig miljoen. De gemeente verliest geld aan toerisme. Dan kun je zeggen, okee, de private partijen kunnen daardoor winst maken. Maar dan volgt er een principevraag: wil je wel dat de overheid publiek geld inzet om private winsten te vergroten? Misschien wel, misschien ook niet. Een lastig vraagstuk. Je kunt dat geld ook aan iets anders uitgeven. Het probleem is er wel duidelijk, want zojuist zagen we al dat veel van dat private geld in handen is van buitenlandse partijen, zeker in Amsterdam.”
Het scheppen van arbeid is in dat geval nog de enige positieve kant van het massatoerisme, alhoewel daar ook vraagtekens bij gezet kunnen worden? “Ja het schept banen”, vervolgt Ilja, “maar daar moet je wel bij aantekenen dat dit over het algemeen laaggekwalificeerde banen zijn. Dat zijn banen in de horeca , in de hotelsector, de meerderheid van die banen zijn laagbetaalde banen en vaak ook nog eens deeltijdbanen. Je hebt daarnaast het effect dat je andere banen verliest, zoals van bedrijven die zich niet meer in Amsterdam willen vestigen omdat het te moeilijk wordt. Het is dus maar de vraag of je met die banen uitkomt op een positief saldo.”
Europa is een pretpark geworden
Grand Hotel Europa. Het hotel waarin wij vertoeven vertoont kleine gebreken, de verf bladdert wat af, de kitranden zijn niet meer zo fris als ze moeten zijn en op de kamers ligt nog steeds een hoogpolig tapijt. Je bezoekt het hotel vanwege het roemruchte verleden, maar de eens zo overweldigende grandeur heeft moeite om de tand des tijds te doorstaan. Zo stel ik mij in ieder geval ons Europa voor, wanneer het een hotel zou zijn, zeker na het betoog van Pfeijffer. “We zijn het pretpark van de wereld geworden. In Venetië vind je bij de beroemde Rialtobrug een apotheek. In de etalage van deze apotheek staat een teller die bijhoudt hoeveel inwoners de stad nog telt. Deze teller loopt niet op, maar juist terug. In de veertiende eeuw telde de stad nog 140.000 inwoners; het was één van de grootste en belangrijkste steden van Europa, zowel op economisch als op cultureel vlak. Nu zijn er nog maar 50.0000 inwoners over en levert de stad ons niets meer dan het verleden. Wanneer de teller terug blijft lopen zoals deze dat nu doet, dan is Venetië in 2030 leeg.”
Dat Airbnb eigenlijk valse concurrentie aandoet aan de hotels is iets wat we niet moeten accepteren
Het doemscenario hebben we al duidelijk uitgetekend. De Noord-Italiaanse havenstad dreigt letterlijk en figuurlijk onder water te gaan staan. Opmerkelijk genoeg is de almaar stijgende waterspiegel voor veel toeristen een attractie op zich. Voordat het water ook de Amsterdammer aan de lippen staat, zal er actie ondernomen moeten worden. Volgens de schrijver ligt een deel van de oplossing bij de hotellerie: “Het zal je lezers goed doen, ze zullen het fijn vinden om te horen… Ik denk niet dat de hotellerie het probleem is; zelf denk ik dat hier juist de oplossing ligt. Het grote probleem is Airbnb; we hebben niet voor niets een ingewikkeld systeem bedacht met vergunningen, eisen en regeltjes waaraan hotels moeten voldoen. Dat is niet om hotels te pesten, dat is omdat we dat belangrijk vinden. Dat Airbnb eigenlijk valse concurrentie aandoet aan de hotels, door zich te onttrekken aan al die voorwaarden, dat is iets wat we niet moeten accepteren. Dat kun je gewoon niet doen. Het bedrijf onttrekt zich hier aan iedere vorm van controle, dus zelfs als je beleid zou willen ontwikkelen, om toerisme binnen de perken te houden, om dat op een goede manier te kanaliseren, dan heb je juist de hotels nodig. Want met hotels kun je als overheid samenwerken, met Airbnb totaal niet, dat onttrekt zich totaal aan je blikveld.” Maar ja, lokale regelgeving moet op dat vlak landelijke wet- en regelgeving volgen. Ligt daar niet een deel van het probleem? “Nee. Airbnb werkt gewoon totaal niet mee. Zonder die medewerking is handhaving niet te doen, en dat is het grote probleem. Amsterdam heeft nu wel allemaal regels, zoals die maximaal dertig dagen per jaar verhuur en dat soort dingen, maar die regels zijn niet te handhaven bij gebrek aan medewerking van Airbnb. Ik denk dat grote toeristische steden een bondgenootschap moeten vormen tegen Airbnb. Amsterdam is zich in ieder geval nu wel bewust geworden van het probleem, dat is een goede eerste stap.”
Kwalitatief betere toeristen
Als je een gezonde vorm van toerisme in stand wilt houden, hetgeen wel wenselijk is, dan kun je dat op bepaalde manieren doen, aldus Ilja. “Je kunt onderscheid maken in het type toeristen dat je aantrekt of aan wilt trekken. Toeristen waar je meer aan hebt, zeker met betrekking tot positieve invloed op je lokale economie, verdienen de voorkeur in deze situatie. Aan vrijgezellenparties met dronken Engelse toeristen die de grachten volkotsen heb je niets. Dat is niet het type toerist waar je je op wil richten; het is misschien beter om een hoger segment van kwaliteitstoeristen, die ook meer geld uitgeven, aan te spreken. Als je zo’n soort beleid wilt ontwikkelen, dan heb je ook de hotels heel hard nodig. Zo kun je sturen, want de aanleg van goede faciliteiten is belangrijk om die omslag te kunnen maken. Als je geen vergunningen meer geeft aan goedkope budgethotels, maar wel aan kwaliteitshotels die wat duurder zijn, dan trek je op termijn ook wel weer een ander soort toerist aan. Dat moet volgens mij gebeuren, maar dan moet de samenwerking met de hotelbranche gezocht worden door de stad, want alleen op die manier kun je reguleren. Maar als tegelijkertijd Airbnb blijft bestaan, dan ben je water naar de zee aan het dragen, dat schiet niet op. Airbnb moet stoppen, een verbod is hard nodig.”
Duidelijke taal, maar het tijdperk van massatoerisme is pas net ontsproten, we staan aan de vooravond van een potentiële massale toestroom van toeristen uit Azië. “Het massatoerisme startte met de opkomst van de low budget airlines”, vertelt Pfeijffer. “En als je bedenkt dat er in China en India nu een middenklasse ontstaat die het zich voor het eerst in de geschiedenis kan permitteren om ook eens reizen te maken, en zeker eens naar het oude Europa, dan weet je dat de groei er nog lang niet uit is. Vooral in Italië zie je veel Chinese toeristen, binnen Europa is het hun favoriete bestemming. Alleen al in Venetië gaat het om zo’n twintig miljoen Chinese toeristen per jaar. Dat is veel, maar volgens de prognoses is dat binnen een aantal jaar al verdubbeld. En dan moet je je daarbij ook nog beseffen dat überhaupt maar zeven procent van alle Chinezen op dit moment een paspoort heeft. Ik denk dat we nu op het punt staan waar we moeten gaan reguleren, en daar is de hotellerie hard bij nodig.”
De bij dit interview geplaatste foto is gemaakt door Stephan Vanfleteren