Kwaliteit: het belangrijkste concurrentiemiddel

Auteur: Redactie
Events 13 februari 1999
Kwaliteit: het belangrijkste concurrentiemiddel

In 1997 verscheen 'Kennis van Zalen II', een doorwrocht rapport over ontwikkelingen in de Nederlandse congres- en vergadermarkt. Wilco de Jong, voorzitter van de Vereniging Nederlandse Congresbelangen, is er nog steeds trots op: ’Het rapport heeft veel ontwikkelingen in gang gezet.’ Tijd voor een actualisering.

Eerst zullen we het geheugen even opfrissen: In Kennis van Zalen II werden de ontwikkelingen in de markt tussen 1991 en 1997 beschreven. Uit het rapport bleek dat de marktomzet in voorgaande jaren substantieel was gegroeid; gemiddeld zo’n 6 % per jaar, ondanks de recessie van 1992. Daarnaast was een duidelijke verschuiving waarneembaar van meerdaagse naar ééndaagse vergaderingen. Een vervelende ontwikkeling voor de hotellerie? De cijfers spraken andere taal: bijna driekwart van alle hotels realiseerde groei voor wat betreft externe bijeenkomsten.

Geen reden tot klagen

Wilco de Jong is van mening dat het rapport de aanzet is geweest voor veel positieve activiteiten: ’Eén van de conclusies in het rapport luidt dat de kwaliteit van zalen nog te vaak te wensen overlaat. Met name de akoestiek kan dikwijls verbeterd worden, maar ook de lichtval en de ergonomie blijven aandachtspunten. De VNC heeft daarom een extern adviesbureau opdracht gegeven om deze zaken eens te onderzoeken. De aanbevelingen die daaruit voortkomen kunnen we weer gebruiken in onze kwaliteitstoetsen. Bedrijven kunnen daarmee hun kwaliteit laten vastleggen; door zich bij de VNC te laten registreren als erkend congresbedrijf.’

De Jong vertelt dat de ontwikkelingen die in Kennis van Zalen II werden gesignaleerd, zich min of meer hebben voortgezet. Grote evenementen als tiendaagse congressen zijn uit de gratie geraakt. Tegenwoordig worden zulke bijeenkomsten veelal ingedikt tot twee of drie dagen. Bereiken de VNC hierover geen klachten vanuit de hotellerie?

De Jong: ’Ik heb zelden een hotelier horen juichen, maar ik heb de indruk dat het redelijk goed gaat met de hotelwereld, ook ten aanzien van de congresmarkt. De verhouding tussen  meerdaagse en ééndaagse bijeenkomsten is de laatste twee jaar gelukkig gestabiliseerd op circa dertig procent. Het totale aantal bijeenkomsten is in 1998 met vijf procent gestegen. Geen reden tot klagen wat mij betreft.’

Internet

De voorzitter van de VNC ziet weinig bedreigingen voor de toekomst. De enige dwarsligger in de markt is volgens hem het 'paracommercialisme'. Hij bedoelt de vreemde eenden in de bijt, zoals (gesubsidieerde) sportverenigingen en culturele instellingen die zalen aanbieden tegen dumpprijzen. De Jong is daar begrijpelijkerwijs geen voorstander van: ’ Het is oneerlijke concurrentie. De aangewezen manier om met deze marktpartijen de strijd aan te gaan, is het leveren van kwaliteit en maatwerk. Daar ontbreekt het bij die branchevreemde aanbieders nogal eens aan.’

Een andere ontwikkeling die sommigen vrees aanjaagt, is Internet. De VNC-voorzitter echter ziet Internet niet als bedreiging: ’Ik kan erg boos worden als mensen zeggen dat videoconfereren via Internet de vergadermarkt zal gaan overnemen van congres en vergader centra. Vergelijk het met de grammofoon: toen Edison die 100 jaar geleden uitvond, was ook iedereen bang dat de theaters en concertzalen zouden leeglopen. Dat is niet gebeurd. Hetzelfde geldt voor Internet: het is een toevoeging aan bestaande communicatiemogelijkheden. Juist in een jachtige, gecomputeriseerde wereld, blijft het mens-tot-mens contact onontbeerlijk.’

Auteur: Alexis van Erp

HM30JAAR HM301999

Overig nieuws