In tegenstelling tot wat men wellicht zou verwachten, is Marchien Koster, voorzitter van de horecabond FNV, redelijk te spreken over de werkgevers in de hotellerie. Toch denkt ze dat er nog genoeg te winnen valt in toekomstige CAO’s. Het schort immers aan de opleiding, de loopbaanplanning en de medezeggenschap - vindt zij. Ook haalt Koster fors uit naar het Nederlands Horeca Gilde en de Horeto.
’Het beeld van de anarchistische horecawerkgever klopt niet,’ beweert Koster. ’De conflicten die wij behandelen spelen vaak in de kleinere bedrijven en in de café‑bedrijven. Zeker in de grote hotels en de ketens is het doorgaans goed geregeld. Die hebben een professionele P&O‑afdeling en een ondernemingsraad. Die zien ook wel dat een goed personeelsbeleid belangrijk is. Het is heel simpel: een gast merkt het als je een slecht personeelsbeleid voert. Die ziet dan zeurende of kletsende werknemers, die voelt het als ze niet tevreden zijn met het beleid, de sfeer of de arbeidsomstandigheden, of wat dan ook.’
Werknemers binden
Toch is er volgens haar nog genoeg te winnen voor de werknemers: ’Ik denk aan carrièreperspectief. Ondernemers in de horeca, ook in de hotellerie, zullen instrumenten moeten ontwikkelen om mensen aan zich te binden. Verder moeten ze meer blijk geven van probleemoplossend vermogen. Dat korte‑termijndenken in de horeca; daar word ik af en toe helemaal melancholiek van: morgen bestaat nog en overmorgen zien we wel; zo ongeveer werkt het. Je ziet vaak dat problemen met het personeel gemakkelijk escaleren, zeker in de kleinere bedrijven waar de werkgever zelf keihard meewerkt. De ondernemer neemt niet rustig de tijd om het uit te praten, men gaat dan maar met veel bombarie uit elkaar. Er zijn zó veel personeelswisselingen, daar schrik je van. De gemiddelde duur van een dienstverband is 4½ jaar. Je mag dat niet generaliseren, want er zijn ook mensen die het 25‑jarig jubileum halen, maar het totaalbeeld is er een van een duiventil.’
Koster denkt dat bedrijven meer in hun werknemers zouden moeten investeren: ’Je moet niet alleen je klanten, maar ook je werknemers tevreden houden. Een CAO‑afspraak, bijvoorbeeld over scholing, beloning of loopbaanplanning, kan daarvoor een stimulans zijn. In de CAO kunnen we geen afspraken maken over niet‑materiële waardering en erkenning van medewerkers, maar daar ontbreekt het op veel plaatsen ook aan. Als je je uit de naad gewerkt hebt, is het heel menselijk dat je er behoefte aan hebt dat iemand zich daar waarderend over uitspreekt.’
Medezeggenschap is eveneens heel belangrijk, volgens Koster: ’Zie een ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging nou niet als een kostenpost of een bedreiging, maar als een kans om mensen die dagelijks in je bedrijf rondlopen te laten meedenken over hoe je het met elkaar beter kunt organiseren. Dat komt denk ik iedereen ten goede; ook de gasten en de omzet.’
Hulpkrachten
Dan moeten de werknemers natuurlijk wel initiatief ontplooien. ’Ze accepteren hun arbeidsomstandigheden vaak te gemakkelijk als een van God afkomstig feit,' aldus Koster. 'Ze kunnen natuurlijk zelf een OR of personeelsvertegenwoordiging opzetten. Niet alleen werkgevers, ook werknemers hebben de neiging om niet veel verder dan morgen of overmorgen te kijken, en met de krapte op de arbeidsmarkt is de verleiding groot om te vertekken in plaats van problemen aan te snijden.’
De FNV besteedt op het moment veel aandacht aan hulpkrachten. ’Die kun je aan je bedrijf binden; je zou ze niet als inwisselbaar "bedienvee" moeten zien. Er werken in de horeca zo’n tachtigduizend hulpkrachten, waaronder veel scholieren en studenten. De mensen met zo'n bijbaantje werden in de branche tot nog toe vooral gezien als een bedreiging voor de reguliere werkgelegenheid, en er werd impliciet van de Horecabond FNV verwacht dat die zou helpen om ze niet mee te laten praten en denken, om ze geen rechten te geven, om ze buiten de deur te houden. Begrijpelijk misschien, maar onrealistisch. Als vakbond kun je zo’n grote groep werknemers niet negeren, je moet hun belangen ook behartigen. De werkgevers hebben ze ook nodig, ze zijn niet meer weg te denken.’
Inmiddels is in de CAO vastgelegd wat hulpkrachten precies zijn: zij werken in het weekeinde, in de schoolvakanties en op één vaste avond in de week. Werken ze meer, dan zijn ze geen hulpkracht meer, mogen ze niet meer tegen het minimumloon werken en moeten ze ingeschaald worden in het loonsysteem. De bond laat ze lid worden tegen een gereduceerd tarief, heeft een speciaal informatienummer voor hen ingesteld en wil ze betrekken bij het bondsbeleid.
Hardleers
Koster erkent dat de regels nog wel eens overtreden worden, wat soms tot aardig hoge vorderingen leidt. ’Het is niet handig als je probeert te stelen uit de portemonnee van je werknemer. Dan ben je gewoon een dief en dat moet bestraft worden.’
Dat zwartwerken bestaat, durft ze niet te ontkennen, maar dat de horeca erop draait wil ze niet bevestigen. ’Toen de bedrijfsvereniging Horeca, het Gak en de FIOD veel energie staken in het opsporen van zwart geld in ’94, steeg de loonsom in een jaar tijd met meer dan 300 miljoen, dat wel. Er zijn aardig wat ondernemers hardleers. Wat dat betreft is het jammer dat de bedrijfsvereniging niet meer bestaat. Die werd verboden door Den Haag; daarmee werd de samenleving toch een belangrijk controle‑instrument ontnomen. Ik heb er overigens geen notie van of zwartwerken in de hotels net zo veel voorkomt als in de natte horeca. Ik ga ervan uit dat het niet zo is.
’Natuurlijk zijn er werkgevers die zich beknot voelen door de CAO,’ erkent Koster. ’We begrijpen ook altijd van Horeca Nederland dat de werkgevers de CAO als beknellend en betuttelend ervaren en dat hij daarom zo veel ontdoken wordt. Om de twee jaar doen we onderzoek naar de bekendheid van de CAO en dan blijkt ook dat de helft van de werknemers en driekwart van de werkgevers de CAO niet kent. Dan denk je wel eens: waar doen we het allemaal voor? Maar ik denk dat we daar een passend antwoord op hebben gevonden door naast de standaard‑CAO een B‑ en een C‑model op te stellen. Werkgevers kunnen zo bijvoorbeeld de zondagstoeslag of het overwerk anders regelen, tenminste als ze het eens worden met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging.’
Een zooitje
Met de activiteiten van het Nederlands Horeca Gilde (NHG), de HCCR en de Horeto is het er niet overzichtelijker op geworden in horecawerkgeversland. Koster heeft bepaald geen hoge pet op van het NHG en de Horeto. Eerder uitte vice‑voorzitter Francooy al pittige kritiek op de inhoud van de NHG‑CAO: ’Werkgevers komen niet meer in aanmerking voor scholingssubsidie voor leerlingplaatsen of voor collectieve kinderopvangplaatsen. Ook kent de NHG‑CAO nog geen vroegpensioenregeling om de VUT te vervangen die komt te vervallen,’ schreef hij. Francooy adviseerde oudere werknemers niet onder de NHG‑CAO te gaan werken, maar liever een andere baan te zoeken.
Koster noemt het NHG een zooitje: ’Ze claimen dat ze vier‑ of vijfhonderd leden hebben, maar dat zouden er wel eens veel minder kunnen zijn. Ze roepen dikwijls wat namen, maar we hebben van verschillende van die bedrijven de schriftelijke verklaring dat ze geen NHG‑lid zijn. We hebben geen idee hoeveel werknemers het NHG vertegenwoordigt. We denken dat ze niet veel bedrijven met werknemers als lid hebben. Daar komt bij dat de NHG‑CAO is gesloten met de Landelijke Bedrijfsorganisatie Verkeer, een groep havenarbeiders. Ik kan me niet voorstellen dat de LBV leden heeft in de horeca. Dat is wel heel raar, niet? Voor mij is het een zeer discutabele CAO.’
De Horeto is een initatief van MKB Nederland, en wordt bijgestaan door Gerard van der Veen, voormalig KHN‑voorzitter. Koster: ’Onlangs heb ik gehoord ‑ maar het kan een gerucht zijn, ik heb het nog niet kunnen verifiëren ‑ dat de onderhandelingsdelegatie over de nieuwe NHG‑CAO bestaat uit Siemonsma van het Gilde, Gerard van der Veen van de Horeto en Harry Vogels van Delta Lloyd. De laatste was ooit een blauwe maandag directeur van de Stichting Beheer Horeca‑secretariaten. Ik wil niet te veel zeggen, maar dan denk ik: daar kan nooit iets goeds van komen.’
Milder is Koster over de HCCR, een club van tweehonderd voormalige KHN‑leden die lid wilden blijven van MKB Nederland. ’Daar zitten respectabele bedrijven bij. Die club kwam niet goed van de grond; toen zouden ze fuseren met het NHG, maar dat ging niet door, mede doordat leden van de HCCR niet met het NHG geassocieerd wilden worden. Die willen niet het risico nemen om met een uitgeklede CAO te werken.’
Niet te star
Koster is niet bang dat de magere NHG‑CAO aanlokkelijk is voor werkgevers: ’Onze CAO is flexibel genoeg. De B‑ en C‑regelingen worden goed gebruikt. Natuurlijk zijn we er voor de werknemers, maar we denken ook aan het belang van de werkgevers en van de branche. En we moeten niet te star zijn: de afspraken die nu gemaakt zijn, gelden niet voor eeuwig. De wereld verandert en die afspraken veranderen mee.’
Marchien Koster (48) is sinds 1994 voorzitter van de Horecabond FNV. Voorheen was ze vier jaar bondsbestuurder in de regio Rotterdam. In de jaren zeventig deed ze de opleiding sociaal‑cultureel werk; daarna kwam ze terecht bij de gemeente Rotterdam. In de volgende zeventien jaar bekleedde ze verschillende functies, eerst in het buurt‑ en opbouwwerk en later als P&O‑consulent. Ze volgde in die tijd ook een cursus cafébedrijf, omdat zij voor de gemeente een aantal sociaal‑culturele gebouwen beheerde.
Koster heeft altijd een uitgesproken mening gehad over haar eigen bond: 'Veel van de mensen die in allerlei organen zitting hadden, waren niet representatief voor de bedrijfstak en voor onze leden. Er horen mannen en vrouwen, blank en gekleurd, jong en oud in te zitten. Tegenwoordig gaan we als bond met onze tijd mee. Je moet het immers ook kunnen hebben over de positie van jongeren en over de combinatie van zorgtaken en arbeid.’
Auteur: Paul Bataille
HM30JAAR HM301999