De Veiligheidsregio Zeeland besloot op 30 maart dat toeristen er tijdelijk niet meer welkom waren. Inmiddels zijn ze er weer meer dan welkom, maar op dat moment raakte deze beslissing de toeristische branche zeer hard, dat geldt dus ook voor de hotellerie. Jan Lonink is burgemeester van Terneuzen en voorzitter van de Veiligheidsregio Zeeland. We zochten hem op om uit te vinden hoe alles op politiek en bestuurlijk niveau werkt op het vlak van de noodverordeningen. Een kijkje achter de schermen.
Het kantoor van de burgemeester kijkt uit over het water en over de stad. Iets verderop kun je de fabrieken van Dow Chemical zien, een grote werkgever in de regio. Een majestueus uitzicht voor wie van scherpe contrasten houdt. “Maar ook bij zo’n bedrijf heeft het coronavirus heel wat teweeggebracht”, vertelt de burgervader, “want het bedrijf heeft hier 1200 werknemers, waarvan er maar 20 op kantoor zitten nu. Er wordt veel thuisgewerkt, maar dat geldt voor alle branches. Zelf heb ik ook de nodige voorzieningen getroffen om op afstand te vergaderen. Ik vermoed dat deze nieuwe manier van werken en vergaderen ook na de crisis blijft bestaan.” In het kantoor staan enkele grote schermen, die worden gebruikt voor vergaderingen. En dat is wat heel veel gebeurt in deze periode: vergaderen. “Maandag waren de voorzitters van de veiligheidsregio’s bijeen om met de minister te vergaderen. Vrijdag doen we dat weer.” Ook dit gaat anders dan anders: “We komen bijeen in het Provinciehuis in Utrecht, want daar is voldoende ruimte om afstand te bewaren. Normaalgesproken spreken we af in een hotel, waar je op een wat informelere manier bijeen kunt zijn, maar dat gaat nu even niet.”
Wet publieke gezondheid
Even terug naar het begin. Op 15 maart ging op landelijk niveau de noodverordening in, een noodverordening die landelijk afgestemd was. Maar hoe zit het nu precies met die noodverordeningen, waarin ook de sluiting van de horeca werd vastgelegd, en hoe komt de inhoud daarvan tot stand? Lonink: “Covid-19 is een infectieziekte. Daarom valt het geheel onder de Wet publieke gezondheid, waardoor bij een uitbraak de bevoegdheden liggen bij de voorzitters van de veiligheidsregio’s. De minister van VWS heeft op grond van de uitbraak wel een heel directe aanwijzing gegeven; de noodtoestand werd uitgeroepen en GRIP-4, de allerhoogste fase van crisis, ging van kracht. GRIP-4 is voorzien voor calamiteiten zoals een terroristische aanslag, een grote brand of een andere calamiteit die doorgaans een, twee of drie dagen duurt. Deze situatie duurt daarentegen al veel langer, dus het is heel bijzonder wat er nu gebeurt. De aanwijzing van de minister moest vertaald worden naar een noodverordening en vanuit juristen van het ministerie, in samenspraak met het Veiligheidsberaad waarin de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s zitten, kwam er een voorbeeld-noodverordening. De noodverordeningen zijn in alle regio’s vrijwel identiek omdat we deze gezamenlijk opstellen. Tijdens deze overleggen is minister van Justitie Ferdinand Grapperhaus aanwezig, maar dikwijls ook Hugo de Jonge. Jaap van Dissel, het hoofd van de RIVM, is ook regelmatig van de partij, zodat we goed geïnformeerd beslissingen kunnen nemen.”
En toch ging Zeeland op slot…
De inhoud van de noodverordeningen is nagenoeg gelijk, maar toch ging Zeeland ‘op slot’ voor toeristen, terwijl dat in de andere regio’s niet het geval was. Ook hotels moesten sluiten. Hoe kan dit? “Er is wel ruimte gelaten om een andere invulling te geven op het vlak van verblijfsrecreatie”, vertelt Lonink. “Per regio zijn er namelijk grote verschillen. In Twente hebben ze bijvoorbeeld geen strandhuisjes, maar die hebben we hier wel. Maar er spelen meer zaken die ons hebben doen besluiten om toeristen te moeten weren. Zeeland heeft op een gegeven moment besloten een aparte paragraaf toe te voegen aan de noodverordening, maar dat komt vooral door de beperkte capaciteit in de ziekenhuizen. Onze provincie telde slechts 20 ic-bedden in ziekenhuizen. Dat aantal hebben we kunnen verdubbelen, maar die plekken zijn vooral gebruikt om mensen uit Noord-Brabant op te vangen; in Zeeland hebben we gelukkig relatief weinig besmettingen gezien, terwijl we als provincie naast de grootste brandhaard, de provincie Noord-Brabant, liggen. Het grote risico van het toelaten van toeristen is het grote aantal. Er zijn heel veel mensen met een tweede huis in Zeeland dat niet permanent wordt bewoond. Er zijn ongeveer 80.000 van die huizen. De provincie telt 380.000 inwoners, maar er zijn 320.000 slaapplekken extra. Het inwonertal kan bij een volledige bezetting dus verdubbelen, en dat risico konden we simpelweg niet nemen, zeker niet met in het achterhoofd de grote druk op de zorg. De Zeeuwen wilden natuurlijk wel zelf naar het ziekenhuis kunnen komen als er iets aan de hand was. We hebben dus moeten zeggen: ‘Iedereen is in Zeeland altijd van harte welkom, maar nu even niet’. Voor Belgen was naar Zeeland komen onmogelijk, want de grenzen zaten potdicht. Duitsers zijn van nature voorzichtig met hun gezondheid, dus we hebben weinig problemen ervaren met de handhaving.”
De zomer wordt ‘booming’
Vrijwel iedereen zal het besluit van Lonink respecteren vanuit medisch perspectief. Toch is de periode zwaar geweest voor ondernemers in de logiesbranche. “De directeur van Roompot, dat hier vlakbij in Goes gevestigd is, schrok behoorlijk, net als de hoteliers. In het begin riepen ze ‘wat is dit nou?’, maar inmiddels hoor ik ze niet meer. Iedereen is wel een beetje bijgedraaid en ziet ook dat mensen behoorlijk terughoudend zijn in het boeken van een verblijf, ook al mag het nu wel weer. Daarnaast beseft iedereen in het bedrijfsleven dat een tweede golf, en zeker wanneer die in de zomer plaats zou vinden, de doodsteek zou zijn voor de toeristische branche. Je ziet nu dat de prijzen omhooggaan en dat de zomer echt ‘booming’ wordt in Zeeland; er wordt een grote toestroom van Nederlanders verwacht. Natuurlijk heb ik steeds overleg gevoerd met ondernemers en verschillende partijen, zoals VNO-NCW, de regionale voorzitter van KHN, HISWA-RECRON en het kenniscentrum kusttoerisme. We hebben in Zeeland drie taakgroepen: de taakgroep economie, de taakgroep toerisme en recreatie en een taakgroep voor het maatschappelijk domein, de inwoners. Al die groepen komen ook wekelijks bijeen en dan worden de maatregelen besproken met verschillende partijen. Uiteindelijk is het zoeken naar een balans tussen gezondheidszorg en economie, maar dat is soms lastig. De ondernemers zijn heel hard aan het ‘drukken’, terwijl ik ook naar andere belangen moet kijken. Uiteindelijk hebben we gefaseerd de logiescapaciteit verhoogd, van 25 procent in april naar 50 procent op 1 mei en 75 procent eind mei. Op 1 juli gaan we weer naar 100 procent. Uiteindelijk draaide het erom om de grote aantallen tegen te houden, met het oog op de volksgezondheid en de druk op de gezondheidszorg. Voor hotels hebben we het maximum aan bezetting eerder losgelaten; dat kwam vooral door de zogenaamde ‘papa en mama hotels’ die voor hun voortbestaan vreesden, die een hogere bezetting echt nodig hadden voor hun voortbestaan.”
Besluit van minister is onredelijk
De noodverordeningen zijn leidend. Toch is er bij hoteliers verwarring over de interpretatie daarvan. Lonink legt uit wat in hotels nu wel en niet mag. “Vooropgesteld, de voorzitters van de veiligheidsregio’s zijn het lang niet op alle vlakken eens met de minister. Een voorbeeld: al een maand lang vragen we aan de minister of het sanitair op campings niet op 15 juni open kan, want op die datum gaan de grenzen weer open. Nu besluit hij ineens dat dit mag per 15 juni en communiceert het via de pers. Daar waren we best een beetje boos over. Uiteindelijk valt alles onder de nationale afspraken, dus we hebben ons te houden aan de besluiten van de minister, hoe onredelijk dat soms ook is. Het is ook lastig aan restaurateurs uit te leggen dat zij maar dertig gasten binnen mogen ontvangen, terwijl een hotel een onbeperkt aantal hotelgasten mag ontvangen. Ondernemers zijn slim, dus we hebben gezien dat hotels een overnachting aanboden voor een euro, puur om dinergasten binnen te halen. Dat was natuurlijk niet de bedoeling. Het is een beetje dezelfde discussie als die van de bus versus het vliegtuig; waarom mag je in een vliegtuig wel met 300 man op elkaar zitten en in een bus niet? De luchtvaartbranche heeft sowieso al langer een opmerkelijk positie, want waarom betalen ze bijvoorbeeld geen btw? Maar daar hebben we het nu niet over… De minister is ook heel duidelijk geweest over hotels en zalencentra met meerdere gescheiden restaurants of feestruimtes. De voorzitters van de veiligheidsregio’s waren het erover eens dat het mogelijk moet zijn in ieder van die restaurants dertig gasten te placeren, mits er gescheiden toiletgroepen zijn. Datzelfde geldt voor zalencentra. Maar de minister was onverbiddelijk: ‘Nee, wanneer een gebouw één functie heeft, dan houden we vast aan een maximum van dertig gasten’, vertelde hij. Als het gebouw ook een andere functie heeft, zoals een bibliotheek, biljartclub of bioscoop, dan mag je per ruimte wel dertig personen kwijt. Dat vinden wij als voorzitters niet logisch en onredelijk, maar de minister houdt er sterk aan vast, hij had ook niet echt zijn beste dag toen dit ter discussie kwam voelden wij. Hij was bang dat er toch te veel mensen samen zouden komen, bijvoorbeeld in de gang van een hotel. Op dit vlak zijn wij, de voorzitters van de veiligheidsregio’s, het dus oneens met de minister.”
Kijk uit met gasten van buiten het hotel
Dus je mag als hotel, bovenop het aantal van je hotelgasten, niet dertig gasten (en vanaf 1 juli honderd gasten) van buiten in je restaurant ontvangen? “Nee, zegt Lonink resoluut. “Het is toch bijzonder dat daar verwarring over is, want als je goed leest, dan staat het zo in de noodverordeningen. Een hotel mag al zijn gasten bedienen, of dat er nu 20 of 230 zijn. Wanneer je 20 restaurantgasten hebt, dan mag je dat aantal aanvullen tot 30, maar als je 180 hotelgasten in je restaurant hebt, dan mogen er geen gasten van buiten bij. Op zich is de uitzonderingspositie die hotels hebben al bijzonder, want het hele beleid is gericht op beheersing van het virus en geënt op statistiek en wetenschap. Daarom geldt die anderhalve meter afstand en het maximum van 30 gasten in een ruimte. Dat heeft te maken met de zogenaamde ‘super spread’: hoe meer mensen bij elkaar, hoe meer kans op besmetting. Vooral binnen loop je risico, dus buiten is het wel toegestaan om met meer personen samen te komen, mits de anderhalve meter wordt gewaarborgd.”
In de praktijk zijn er hotels die bovenop het aantal hotelgasten ook mensen van buiten ontvangen in het restaurant, ook wanneer er meer dan 30 personen in het restaurant zitten. Wordt daar dan strikt op gehandhaafd? “Dat hangt van de handhaving in je regio af, maar in principe is de handhaving aan de branches zelf overgelaten. Het is in de praktijk lastig controleerbaar of alle gasten in je restaurant, verblijven in het hotel. Zeker wanneer we op 1 juli naar 100 gasten gaan. Het is voor de boa’s niet te doen om te handhaven, zeker niet in Zeeland, waar we veel ruimte hebben en de boa’s dus een groot gebied moeten bestrijken. Ondernemers houden zich over het algemeen goed aan de regels en zijn zeer creatief. Wij geven, waar het kan, de ruimte om te ondernemen. Terrassen mogen worden uitgebreid en er worden geen extra leges in rekening gebracht. Terrassen zijn juist nu heel belangrijk voor de horeca, want je ziet dat de mensen toch bang zijn om in de horeca binnen te zitten, ondanks dat het gewoon mag.”
Tijdens Pinksteren viel de toestroom naar dagrecreatie behoorlijk mee. “Dagrecreatie is altijd afhankelijk van het weer, dus van tevoren reserveren in een restaurant doe je niet als je niet weet wat het weer gaat doen. Ook waren de toiletten nog niet open bij dagrecreatie, dus dat was ook een obstakel. Vorige week mochten de toiletten er eindelijk weer open, na lang aandringen bij de minister. We kregen namelijk ook signalen van andere partijen, zoals Staatsbosbeheer, dat het een vieze boel begon te worden in de natuur. Ook toiletten bij strandhuisjes moesten echt een keer opengesteld gaan worden om problemen te voorkomen. Uiteindelijk is dat dan toch opgepakt door de minister, maar het heeft even geduurd.”
Internationale afstemming is ver te zoeken
Zeeland grenst aan België. Een welvarende gemeente als Sluis dankt het succes aan de Belgen en de Zeeuwse sterrenrestaurants draaien vrijwel volledig op onze zuiderburen. Het sluiten van de grenzen had dus grote gevolgen, maar de regelgeving in België is ook anders dan hier. Dat zorgt voor verwarring. “België heeft Nederland overrompeld met het openen van de grenzen”, vertelt Jan. “Op vrijdagavond 29 mei werd minister Grapperhaus om negen uur ’s avonds gebeld door zijn Belgische collega. De mededeling was dat de grenzen de volgende ochtend zouden heropenen, maar enkel voor essentiële bezoeken. Wat bleek de volgende ochtend? De grenzen werden niet alleen voor essentiële bezoeken opengesteld, maar ook voor Belgen die boodschappen wilden gaan doen! Dat was ons niet verteld. Die ochtend belde ik de burgemeester van Zelzate, hier net over de grens, maar zelfs hij wist nog van niks. ‘Ik haal de politie gelijk bij de grens weg’, zei hij. Hij was niet geïnformeerd door zijn minister. Op zich gaat het in Nederland dus best goed qua overleg en communicatie; zeker vergeleken met België, waar alles gecentraliseerd is. Enfin, op die zaterdagochtend kwamen de Belgen massaal boodschappen doen, wat voor veel verwarring zorgde. Ten eerste waren wij, en de winkeliers, compleet verrast. Ten tweede hanteren ze in België andere regels dan hier. In Nederland mag je enkel met één persoon per winkelkarretje de supermarkt in. Dat kennen ze daar niet. Ik zie ze ook met twee gezinnen uit de auto stappen, wat zeer onverantwoord is. In België mag je bijvoorbeeld ook met tien man aan een tafel zitten in een restaurant, terwijl dat hier niet mag als je de anderhalve meter niet kan handhaven. Veel van onze regels zijn aan Belgen niet uit te leggen en zijn daardoor zeer lastig te handhaven. De internationale afstemming is op alle fronten nog een farce trouwens. Verwacht daar niet teveel van.”
Maar ook in Nederland was er verwarring over de interpretatie van de regels. “Dat komt ook door Rutte en Wiebes, die aan het begin van de crisis opriepen ‘om eens met wat protocollen te komen’. Dat was niet zo heel handig. Zo’n protocol heeft geen enkele juridische waarde, en KHN en HISWA-RECRON zijn ermee in de fout gegaan. Begrijp me niet verkeerd, een protocol is een mooi handvat, maar dan moet het wel aansluiten op de noodverordeningen, want die zijn leidend. De brancheorganisaties doen hun best om deze juridische taal in een begrijpelijk protocol te gieten, maar daarmee zijn ze de mist in gegaan en vervolgens geloven ondernemers wat ze in de media lezen. Alles wat in de pers komt, wordt te letterlijk genomen. De overheid heeft nog nooit een goedkeuringsstempel op een protocol gezet, dus ik raad ondernemers aan om toch echt de noodverordeningen te lezen. Het probleem van de horeca is, dat de branche behoorlijk verdeeld is. Zeker horeca die op het puntje van omvallen staat, is niet goed in staat om de samenwerking op te zoeken. Ooit ben ik zelf gevraagd om voorzitter van KHN te worden; op dat moment was ik nog lid van de Tweede Kamer. Ik heb hartelijk bedankt, want dan had ik me hard moeten maken voor standpunten waar ik niet achter sta, en dat gaat me net wat te ver.”
Noodwet onder vuur
Tot slot. Er is veel te doen om de aanstaande noodwet, waardoor minister De Jonge wel heel veel besluiten mag nemen zonder eerst de volksvertegenwoordiging te hoeven raadplegen. De minister wil bijvoorbeeld reserveringsgegevens van de horeca inzien, om zodoende contacten van coronapatiënten op te kunnen sporen. “De noodwet is bedacht als antwoord op het feit dat gemeenteraden op dit moment buitenspel worden gezet. De voorzitter van de veiligheidsregio is op dit moment verantwoordelijk, dus in de praktijk kan de burgemeester van Sluis zich verschuilen achter mij tegenover zijn gemeenteraad. De minister kan wel naar de Tweede Kamer geroepen worden als de noodwet er is, maar dat gebeurt altijd pas achteraf. Ja, er schuilt dus wel gevaar in het implementeren van de wet, vanwege de verregaande verruiming van de bevoegdheden van de minister. Besef je daarnaast wel dat het uitzonderlijk is dat een noodsituatie zo lang duurt. En nu het zo lang duurt, sluipt het gif in de hele discussie. Er is een groep binnen onze samenleving die het allemaal te lang vindt duren en die heel hard roept om meer vrijheid. Dat maakt het maken van politieke beslissingen ook steeds moeilijker, want je moet wetenschap en sentiment verenigen. Gelukkig is er wel steeds meer kennis, want het is niet zo heel lang geleden dat we spraken over ‘groepsimmuniteit’, terwijl we nu wel beter weten.”
Blijf je graag op de hoogte?
Twee keer per week het actuele en relevante hotelnieuws in je mailbox? Schrijf je hier in voor onze digitale nieuwsbrief en blijf op de hoogte.
Interview Ton Heerts
Via deze link lees je het interview met de collega van Jan Lonink, Ton Heerts. Hij is voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.
HM302020