Er zijn tal van manieren om de term convenience uit te leggen. Maar wat is nu de juiste? Niet altijd dekt het woord de lading en ook niet altijd wordt een bepaalde lading terecht onder het begrip geschaard.
De Dikke van Dale houdt het beknopt. Het van origine Engelstalige woord convenience, daterend uit de veertiende eeuw, komt als modern woord niet voor in het woordenboek der Nederlandse taal. Wel het woord convenienceproduct. Dit wordt echter uitgelegd alsof het om iets vrij basaals gaat. Volgens Van Dale is het een samenstelling van convenience (gemak) en product (product). Tot zover in orde, maar dan: ‘Een convenienceproduct is een kant-en-klaar voedselproduct dat alleen verhit hoeft te worden om te kunnen worden gegeten.’ Het slaat in eerste instantie zeker niet alleen op kant-en-klare voedselproducten, hoewel men wel vaak bij convenience denkt aan eten en drinken, dan wel de bereiding daarvan.
Convenience kan echter alles zijn dat resulteert in een besparing van tijd, energie en kosten, en frustratie. Volgens de veel geraadpleegde Amerikaanse Webster encyclopedie/woordenboek is convenience ‘anything that adds to one’s comfort or saves work.’
Convenience is dus een zeer ruim begrip en de betekenis van de inhoud verandert door de tijd. Wat voorheen een gemaksproduct was, dikwijls ook met een luxe karakter (denk bijvoorbeeld aan de introductie van de auto) wordt later gewoon onderdeel van het dagelijks leven en geen convenience meer. Hedendaagse luxeproducten en diensten die we nu als convenience zien, zijn in de toekomst wellicht op hun beurt weer normaal.
Soms zorgen producten die dienen als hulpmiddel om efficiënter te werken in eerste instantie voor irritatie en frustratie. Denk maar eens aan de introductie van de computer. In het begin lastig om mee te werken, maar naarmate de ervaring groeit, nemen kennis en kunde toe en de frustratie en irritatie nemen af.
Natuur levert convenience
Door de jaren heen hebben vele wetenschappers en experts het hoofd gebroken over wat nu precies convenience is. Wanneer we spreken over convenience in de voedings- en voedselbereidingssfeer dan bestaan er volgens de indeling van Hahn drie soorten. Hahn stelt in 1963 in het Cornell Hotel and Restaurant Administration Quarterly voorop dat convenience niet direct om geheel nieuwe producten of concepten gaat, maar om een aanpassing van bestaande producten. De eerste groep die Hahn in zijn artikel Evolution of “Convenience” Foods benoemt is de natuur. Appels, verse melk van de koe, druiven en tomaten hebben weinig tot geen extra productiekosten nodig om ze tot consumabele producten te maken. Ze hebben een hoge mate van vergankelijkheid en bederf wanneer ze hier niet tegen worden behandeld. De tweede groep producten bestaat uit de convenienceproducten die wel een behandeling hebben ondergaan tegen bederf, of zijn producten die door behandeling een aantal handelingen voor de eindgebruiker wegnemen. De derde groep bestaat volgens Hahn uit producten die op basis van het originele product zijn verworden tot een geheel nieuw convenienceproduct. Denk daarbij aan gelatinepoeders, gedroogde soepen, et cetera. In hun studie uit 1979 definiëren Traub en Odland conveniencevoedsel als geheel of gedeeltelijk geprepareerd voedsel waarin een significant deel van de bereidingstijd, culinaire kennis, en benodigde energie uit de keuken van de eindgebruiker is gehaald en is verplaatst naar de voedingsmiddelenproducent en distributeur. Capps, Tedford en Havelick (1985) onderschreven het verplaatsen van eindgebruiker naar producent en definieerden hierbij drie groepen. Ten eerste ‘basic convenience’, waarbij de nadruk ligt op voorkomen van bederf dan op vergemakkelijken van de bereiding. Het gaat om producten die uit één of een paar ingrediënten zijn samengesteld, veel tijdwinst en energiebesparing opleveren, maar geen hoge culinaire kennis in zich hebben. Denk aan diepvriesfrieten en gepelde pinda’s. De tweede groep, ‘complex convenience’, levert veel tijd op, bespaart energie en heeft hoge culinaire kennis ingebouwd. Voorbeelden zijn kant en klare bijgerechten, huzarensalades en diepgevroren saucijzen borrelhapjes. De derde en laatste groep volgens Capps Tedford en Havelick is die van ‘manufactured convenience foods’. Deze producten kennen geen makkelijk te fabriceren eigen- en huisgemaakte tegenhangers, zoals ontbijtgranen, frisdranken en winegums. De wetenschappers onderkennen ook nog extra groep voedingsproducten namelijk de ‘non-convenience food class’ bestaande uit vers (onbehandeld) voedsel of huisgeproduceerde, zelf ingevroren, zelf ingeblikte en huisgeconserveerde voedselproducten.
Manier van bereiding
Deze studies focussen allemaal op mate van verwerking en bewerking. Maar ook bereidingstijd en bereidingsmethoden zijn van belang bij convenience. Paulus gaf in haar studie (1978) voor het eerst aandacht aan de mate van gereedheid van convenienceproducten. Van ruwe grondstof tot complete maaltijd zijn er vijf fasen. Te weten 1) klaar voor verwerking; 2) klaar voor verwerking in de keuken; 3) ready-to-cook voedingsmiddelen; 4) klaar om op te warmen; en 5) klaar om op te eten. Pepper (1980) kijkt juist naar de bereidingsmethode van het convenienceproduct die nodig is om er een maaltijd van te maken. Ten eerste geen verdere bereiding nodig, ten tweede mixen/mengen, ten derde verwarmen, als vierde mixen/mengen en koken en als vijfde en laatste groep onderscheidt Pepper convenienceproducten waarmee men moet koken. Ongeacht de gehanteerde uitleg lijkt dit laatste toch het beste te passen bij wat men moet blijven doen: koken.